Ticket Europa

Ticket Europa

Ingrid de Bondt


EUR 17,90

Formaat: 13,5 x 21,5
Pagina aantal: 312
ISBN: 978-3-99107-013-9
Publicatie datum: 27.07.2020
De 18-jarige Segu uit Mali reist naar Europa om geld te verdienen voor zijn familie. Hij is afhankelijk van op geld beluste, gewelddadige mensensmokkelaars. Het thema is actueel en de vluchtelingenproblematiek wordt van een andere kant belicht. Een aanrader!
1.



Mali 2017. Vanachter een muur kijkt Segu naar een stel jonge mannen rond een tafel. Ze zitten onderuitgezakt in een paar gammele stoelen, met hun voeten in het rulle zand. Het viertal bezet de enige schaduwrijke plek langs de zandweg. Behalve de gevlochten overkapping boven hun hoofd is er nergens een ander afdak dat bescherming biedt tegen de zon. Terwijl de dorre plantenstengels op het dak ritselen in de wind, schiet er door Segu heen dat de hete periode dit jaar al vroeg zijn intrede heeft gedaan.
Segu is niet verrast dat hij de mannen hier in de schaduw aantreft. Dit is al jarenlang hun vaste stek, waar ze iedere dag samenkomen. Hij weet ook wat ze hier zoal doen. Ze kletsen wat over dagelijkse dingen, wisselen nieuwtjes uit en nemen af en toe een slok van hun thee. Met een vleug cynisme bedenkt Segu dat ze waarschijnlijk van plan zijn om vele uren te vullen met het bestuderen van de activiteiten in het dorp. Hij weet ook dat dat net als op alle andere dagen niet veel werk zal zijn. Er is nauwelijks beweging op straat en alleen een verdwaasde kip scharrelt langs de weg.
Een van de mannen roept verveeld iets naar het dier. Even kijkt de kip op om te zien waar het geluid vandaan komt. Ze staart de mannen een paar tellen aan, maar draait zich al snel weer om. Ze sjokt langzaam weg in de richting van de lemen huizen aan de overkant.
Segu is blij dat er behalve het dier geen toeschouwers zijn, want hij wil de mannen in alle rust kunnen bestuderen. Hij staat hier voor de laatste keer en wil de aanblik van zijn vrienden voor eeuwig in zijn geheugen prenten. Hij bestudeert de twee broers Sicco en Jawuru, die al hun hele leven onafscheidelijk zijn. Het is soms bijna eng zo goed als die twee elkaars gedachten kunnen lezen.
Hij ziet ook hoe Tummo rustig en beheerst de anderen iets probeert duidelijk te maken. Segu krijgt een mistroostige gelaatsuitdrukking als hij zijn beste vriend zo bezig ziet. Dit is de rationele Tummo ten voeten uit: hij blijft altijd rustig en probeert de anderen met doordachte argumenten te overtuigen.
Daarna glijdt zijn blik naar Nyeru, de oudste van het stel. Hij is de man met de vlotste babbel, de grootste verhalen en de meeste fantasie. Segu weet echter ook als geen ander dat juist Nyeru moeite heeft met onverwachtse gebeurtenissen. Segu zal zich zijn oudere vriend altijd blijven herinneren als iemand van het hoogste woord en de minst grote dadendrang.
Met weemoed staart hij een tijdje naar het viertal waarmee hij al zijn hele leven optrekt. Ze zijn samen naar school gegaan, ze hebben met elkaar op straat gespeeld en hebben als kinderen samen de geiten verzorgd.

De herinneringen komen boven. Hij ziet zichzelf weer voetballen met zijn vrienden op het veldje aan de rand van het dorp. Het veldje was niet groot, maar toch waren ze dagen bezig om alle stenen met de hand weg te halen.
Hij denkt ook aan de vele onnozele wedstrijdjes en weddenschappen die ze samen hebben gehouden. Overal konden ze vroeger om strijden. Ze hebben gestreden om wie het verst kon spugen, wie het langst een geit kon optillen en wie de hardste scheten kon laten. Ze wisten van elkaar wie het beste op zijn vingers kon fluiten en wie de meeste meisjesnamen kende.
Ook alle keren dat ze elkaar op atletisch gebied hebben uitgedaagd, schieten hem weer te binnen. Iedere denkbare competitie hebben ze door de jaren heen georganiseerd. Tummo had de anderen bijna altijd verslagen met hardlopen. Hij was duidelijk de snelste. Segu’s blik glijdt naar Sicco. Hij was de onbetwistbare kampioen verspringen en kon het beste over greppels en geulen springen. Een glimlach verschijnt op Segu’s gezicht als hij terugdenkt aan hun zorgeloze jongensspelletjes.

Vanaf het moment dat ze naar de middelbare school gingen, veranderde er veel. Het leven werd vanaf de eerste dag op hun nieuwe school een heel stuk serieuzer. Vanaf toen moest er hard geleerd en veel gereisd worden. Dagelijks wachtte het viertal elkaar op aan de rand van het dorp. Daar maakten ze zich klaar voor een lange wandeling langs slecht onderhouden wegen. Bijna anderhalf uur deden ze er gewoonlijk over voordat ze het schoolgebouw zagen opdoemen.
’s Ochtends, als het nog koel was, vonden ze de wandeling nooit zo erg. Het was ver, maar daar raakten ze aan gewend. ’s Middags, als de zon op hun hoofden brandde, vervloekten ze de lange afstand. Dan vonden ze de lange tocht vooral erg heet, saai en hopeloos tijdrovend.
Mopperen deden de tieners regelmatig, maar alleen onderling. Ze lieten het wel uit hun hoofd om thuis een onvertogen woord te laten vallen. Segu wist dat geklaag zijn vader zou ontstemmen en dat wilde hij absoluut voorkomen. Hij was zijn vader juist dankbaar dat hij als twaalfjarige jongen door mocht leren. Ze waren de eerste jongens uit het dorp die naar de secundaire school mochten en ze voelden zich trots en uitverkoren. Zij kregen kansen die anderen niet hadden en ze waren erop gebrand om van hun schoolcarrière een succes te maken.

Segu denkt terug aan het geroddel in die tijd. Iedereen had het erover en veel mensen in het dorp begrepen de keuze van de vaders niet. De algemene overtuiging was dat een twaalfjarige oud genoeg was om zijn familie te helpen en dat de jongens op school hun tijd zaten te verdoen.
De stekelige opmerkingen waren niet van de lucht, maar zijn vader trotseerde het commentaar en de honende blikken. Ook hij kon natuurlijk wel een paar extra handen gebruiken in de zaak, maar hij keek verder vooruit. Hij wist dat er voor Segu op de langere termijn geen plek was in de winkel. Sinds de geboorte van zijn oudste twee zoons lag immers al vast dat zij de zaak later zouden overnemen. Vader realiseerde zich dat Segu in de toekomst op een andere manier zijn brood zou moeten verdienen en hij was ervan overtuigd dat drie jaar middelbare school zijn zoon een voorsprong zou geven ten opzichte van andere jongeren in de regio.

De praktijk blijkt anders dan gehoopt, denkt Segu wrang. Niet alleen hij en zijn vrienden, maar ook jongeren uit de stad komen moeilijk aan de bak. Zelfs jongens die na de secundaire school het lyceum hebben doorlopen en naar de universiteit zijn geweest, hebben moeite om een baan te vinden. Voor jongeren is er nu eenmaal nauwelijks werk in het land. Dat is niet alleen iets waar hij mee wordt geconfronteerd, maar je hoort overal mensen klagen over de torenhoge jeugdwerkloosheid. Het lijkt soms wel als of radioprogramma’s, kranten en mensen op de sociale media het nergens anders over kunnen hebben.
Om toch een van de schaarse banen te kunnen bemachtigen in dit land, heb je vooral connecties en geluk nodig. Zijn diploma en prachtige cijferlijst veranderen daar maar weinig aan. Het steekt Segu soms wel eens dat minder slimme klasgenoten via een invloedrijke oom of achterneef een baan hebben bemachtigd. Het voelt oneerlijk en hij zou willen dat hij een goede kruiwagen had. Maar zo gezegend is hij niet en de realiteit is dat er voor hem als gewone jongen niets anders op zit dan hopen op betere tijden.

Vandaag gaat hij zijn vrienden vertellen dat hij niet meer gedwee af zal wachten totdat het geluk zijn kant op komt. Hij is het rondlummelen meer dan zat. Dat doet hij nu al ruim twee jaar, sinds hij zijn school heeft afgemaakt.
Vanaf de dag dat hij zijn diploma binnen heeft, zoekt hij al naar werk en hangt hij rond. Meer dan af en toe een losse klus hebben zijn inspanningen niet opgeleverd en met het verstrijken van de tijd is zijn hoop op een vaste baan vervlogen. Hij heeft hier maar weinig perspectief op een mooie toekomst en dat maakt de voorliggende keuze helder: hij kan accepteren dat zijn toekomst zich afspeelt op een krakkemikkige stoel langs de rand van de weg, of hij moet het roer omgooien.

Hij haalt diep adem en loopt dan naar zijn vrienden toe. Het liefst zou hij op ze afstormen, maar hij houdt zich in. Hij wil niet dat het halve dorp kan zien dat er iets aan de hand is.
Net als andere dagen kuiert hij rustig naar het tafeltje toe. Hij groet zijn vrienden en grijpt de lege stoel. Hij probeert zo nonchalant mogelijk over te komen, maar dat lukt niet erg goed. Zodra hij gaat zitten, voelt hij dat Nyeru hem vragend aankijkt. Met een knikje van zijn hoofd lijkt hij te informeren wat er aan de hand is. Segu vindt het nog te vroeg en bijna onzichtbaar gebaart hij terug dat Nyeru nog even niets moet zeggen.
De mannen keuvelen door, maar Segu houdt zich afzijdig en luistert vooral toe. Hij hoort Sicco vertellen dat zijn buurman nog steeds last heeft van zijn rug en Tummo zet uiteen hoe hij vorige week urenlang op internet naar werk heeft gezocht. De inhoud van het gesprek interesseert Segu niet echt, maar hij vindt het plezierig om zijn vrienden ongecompliceerd met elkaar bezig te zien. Het voelt vertrouwd om hier tussen zijn makkers te zitten.
Tegelijkertijd glijden de dagelijkse beslommeringen van zijn vrienden van hem af en voelt hij zich een buitenstaander. Hij heeft niets toe te voegen aan de nieuwtjes in het dorp en de gesprekken over de volgende mislukte sollicitatie. Haast onopgemerkt hebben zijn overzeese plannen hem als observant buiten de groep geplaatst.
Het duurt niet lang voordat Tummo doorheeft dat zijn vriend zich afzijdig houdt.
‘Wat is er met jou aan de hand, je bent anders nooit zo stil?’
Segu weet dat hij het niet langer voor zich uit kan schuiven om zijn vrienden te informeren. Hij kijkt de tafel rond, haalt een keer adem en zegt dan: ‘Ik vertrek. Vanavond kan een vriend van mijn zwager me een lift geven naar Bamako.’
De mannen kijken op. Dat is echt nieuws. Dat is wat anders dan de gebruikelijke prietpraat bij de thee. Ze zitten meteen rechtop en na een korte stilte beginnen ze allemaal tegelijkertijd vragen te stellen.
‘Heb je werk in de hoofdstad gevonden?’
‘Ga je bij bekenden wonen?’
‘Hoelang blijf je weg?’
Segu kijkt zijn vrienden indringend aan en zegt dan met zachte stem: ‘Ik ga echt weg. Weg, uit Mali. Weg uit Afrika. Ik ga naar Europa.’

Na deze woorden valt het even stil aan tafel. Segu kijkt naar de gezichten van zijn vrienden. Afhankelijk van wie hij aankijkt, ziet hij ongeloof, bewondering, afkeuring, angst en onbegrip. Deze gelaatsuitdrukkingen verrassen hem niet, want hij begrijpt de sentimenten van zijn vrienden maar al te goed. Hij kent net als ieder ander verhalen van mensen die hun geluk in het buitenland zoeken. Voorbeelden zijn er overal. Meestal hoor je alleen de succesverhalen. De broer van een klasgenoot heeft bijvoorbeeld een aantal jaar geleden een baan in Parijs gevonden en maakt nu iedere maand geld over naar huis. Segu herinnert zich nog de jaloezie die hij voelde toen zijn klasgenoot het gigantische bedrag aan hem vertelde.
Hij is echter niet doof voor andere geluiden. Af en toe wordt ook de andere kant van de medaille getoond. Tegenwoordig sijpelen steeds vaker verhalen binnen van landverlaters die niet welkom zijn in Europa en na een lange en dure reis gewoon terug worden gestuurd. Ook hoor je steeds vaker dat jongeren onderweg worden beroofd of dat ze een gruwelijke dood vinden op hun tocht door de Sahara of in de Middellandse Zee.
Hij kent zulke geluiden en zijn vrienden duidelijk ook. Op hun gezichten staan de positieve en negatieve ervaringen allemaal te lezen. De verhalen die rondzingen laten niemand onberoerd en wekken wisselende gevoelens op. Ook in zijn binnenste strijden de verschillende emoties om voorrang.

Dan barsten de vragen los. Zijn vrienden willen weten waar hij precies naartoe gaat en hoe hij zijn reis heeft geregeld. Ze vragen honderduit over de kosten en zijn nieuwsgierig hoe hij aan het geld is gekomen voor de reis. Ze informeren naar van alles en nemen daarbij als vrienden onder elkaar geen blad voor de mond.
Sicco polst zelfs of hij het niet erg vindt om zijn familie in de steek te laten. Hij klinkt gepikeerd en kan niet goed verbergen dat het nieuws hem overvalt. Net als de rest is Sicco echter bovenal bezorgd en hij wil weten of Segu niet bang is voor alle gevaren onderweg.
Tummo neemt de leiding op zich. ‘Stil,’ maant hij de anderen. ‘Laat eerst Segu zijn plannen even rustig uitleggen.’
Vol verwachting kijken de mannen allemaal naar Segu. Zodra iedereen rustig is, begint hij zonder veel omhaal te vertellen. Zelfverzekerd geeft hij de uitleg die hij van tevoren met zijn familie heeft gerepeteerd. Hij omzeilt daarbij alle detailvragen waar hij geen antwoord op heeft. Hij heeft nog geen vastomlijnd plan en houdt het daarom simpel.
Zijn vader was duidelijk geweest in zijn advies: ‘Hoe meer je vertelt, hoe meer vragen je oproept. Vertel dus maar veel over je beweegredenen en zo min mogelijk over je concrete reisplan.’
Met die woorden in zijn achterhoofd steekt hij van wal. Hij legt aan zijn vrienden uit dat de winkel van zijn vader geen vetpot is. Door de droogte hebben de boeren in het dorp al een aantal jaren een slechte oogst en weinig inkomsten. Dat raakt zijn familie rechtstreeks, omdat mensen minder geld kunnen besteden in hun zaak. Segu merkt zuchtend op dat zijn twee oudste broers en vader lange dagen maken, maar dat de omzet de afgelopen jaren toch tegenvalt. Ze verdienen genoeg om rond te komen, maar daar is dan ook alles wel mee gezegd.
De vrienden knikken. Het is een bekend verhaal. In het dorp kampt iedereen met hetzelfde probleem. De droogte is een onbeheersbaar monster, dat steeds harder uithaalt en steeds zichtbaarder wordt. Als jongeren nemen ze waar dat er tegenwoordig minder regen valt dan in de tijd dat ze nog regelmatig een balletje trapten op hun veldje. Het regenseizoen duurde in hun kinderjaren aanzienlijk langer.
Zij kennen daarnaast ook de verhalen van de ouderen in de gemeenschap. Als zij over vroeger praten beginnen hun ogen altijd te glimmen. De oudjes vertellen keer op keer dat er meer gewassen konden worden verbouwd en dat er meer vee kon grazen in de omgeving. De oudere generatie kan soms weemoedig terugblikken op betere tijden, waarin niemand zich zorgen maakte of het land wel voldoende voedsel op zou leveren voor alle inwoners van het dorp.

Terwijl ze even doorpraten over de financiële positie van de dorpelingen, komen ze al snel terecht bij het dieptepunt van drie jaar geleden. Dat jaar was gortdroog en nergens in de wijde omgeving was door het uitblijven van regen nog een grasspriet te bekennen. Op een gegeven moment waren de dieren in het dorp zo uitgemergeld en versuft dat ze nauwelijks meer op hun poten konden blijven staan. De jongens hadden geiten en koeien op klaarlichte dag in elkaar zien zakken om nooit meer op te staan. Veel dieren bezweken echter ’s nachts.
Ze kenden alle vier het angstige gevoel waarmee inwoners van het dorp in de ochtend wakker werden. Ze wisten net als iedereen in de regio hoe het was om uit je bed te springen, naar de dieren te lopen en te vrezen voor het aantal dat na deze nacht verstijfd op de grond lag. De situatie was zo nijpend dat bijna al het vee uit het dorp door gebrek aan water en voedsel was gestorven. Het was voor de bevolking een regelrechte catastrofe en een hoop huishoudens voelden nu nog steeds de financiële consequenties.

Terwijl de mannen stilvallen en mistroostig terugdenken aan de ellende van dat jaar, trekt het gepruttel van een auto hun aandacht. Segu herkent de oude rammelbak van Nyeru’s oom meteen en schrikt. Hij heeft geen behoefte aan een extra toehoorder en vreest dat Nyeru zo meteen doet wat hij altijd doet als een goede bekende langsrijdt. Segu is bang dat zijn vriend op zal veren voor het uitwisselen van de laatste nieuwtjes en daar heeft hij vandaag geen zin in. Het gesprek zal dan ongetwijfeld over hem gaan.
Hij weet ook wat er daarna zal gebeuren in zijn dorp. Iedereen zal in een mum van tijd op de hoogte zijn van zijn vertrek en hem van goedbedoeld advies komen dienen. Dan zit hij zijn laatste dag thuis opgescheept met nieuwsgierige vragen en honderdduizend meningen. Nee, hij wil liever dat Nyeru zijn mond nog even houdt, zodat hij in stilte kan vertrekken. Hij wil de laatste dag met vrienden en familie doorbrengen en niet de hele goegemeente te woord moeten staan.
‘Je houdt je kaken op elkaar hoor. Ik wil niet dat iedereen nu al weet dat ik vertrek,’ sist hij tegen zijn vriend, die al aanstalten maakte om op te staan.
Voordat Segu kan peilen of de boodschap is doorgekomen, komt de auto bij hun tafel tot stilstand. De oom van Nyeru steekt zijn hoofd uit het raampje en knikt de vrienden vriendelijk toe. Hij kent ze alle vijf al hun hele leven en heeft weleens medelijden. Hij weet dat het allemaal jonge, sterke kerels zijn, die niet te lui zijn om hun handen uit de mouwen te steken. Het is daarom triest om te zien hoe ze hier iedere ochtend rondhangen om de tijd te doden. Hij zou willen dat hij werk voor ze kon regelen, al was het maar iets tijdelijks.
Hij weet dat de jongens niet op zijn medelijden zitten te wachten en laat daarom bewust niets doorschemeren van zijn gevoel. Hij leunt naar buiten en vraagt met opgewonden stem of de jongens het laatste nieuws al hebben gehoord.
‘Weten jullie al iets over de aanval door milities? Het is weer hommeles in het noorden van het land. Ze zijn weer bezig met een actie. Vandaag. Nu, terwijl wij hier praten. Het schorem heeft dit keer een hotel bezet en er zijn al meerdere doden gevallen.’
Hij kijkt uitnodigend rond, maar de jongens antwoorden nogal mat dat ze nog niets hebben vernomen. Ze mompelen dat ze het erg vinden en dat ze hopen dat de situatie snel wordt opgelost. Bevreemd kijkt de oudere man het groepje rond. De jongens reageren voor hun doen ongebruikelijk lauw en geven hem het gevoel dat ze nauwelijks met hem willen praten. Segu zegt zelfs helemaal niets en staart liever naar zijn schoenen dan dat hij een praatje maakt.
De onverschilligheid van de jongens verrast hem behoorlijk. Hij kent het stel juist als een stel opgewonden standjes, dat overal een mening over heeft. Normaal komt er een spraakwaterval los als hij iets vraagt en hij schudt haast ongemerkt zijn hoofd van verbazing.
Ergens snapt hij de desinteresse wel een beetje. Echt nieuws brengt hij natuurlijk niet. Al jarenlang teisteren allerlei rebellen het land en het lijkt maar niet op te houden. Hij had gehoopt dat het rustig zou worden nu de burgeroorlog voorbij is, maar niets is minder waar. Het is nog altijd onrustig.
Toch vindt hij het vreemd dat ze niet hun gebruikelijke belangstelling tonen. Hij kan de tamme houding al helemaal niet bij Nyeru plaatsen. Zijn neef is normaal gesproken net een oud wijf, dat altijd van al het laatste nieuws op de hoogte wil zijn en niet vies is van een goede roddel. Nyeru veert altijd op als hij aan komt rijden, maar nu lijkt hij wel aan zijn stoel geplakt.
De oude man kijkt de tieners stuk voor stuk indringend aan, maar ze blijven stil. Hij voelt dat er iets aan de hand is en kan niet goed plaatsen wat. Hij maakt zich zorgen dat ze misschien iets doms van plan zijn. Hij probeert ze daarom nog even aan het praten te krijgen, maar meer dan een paar beleefde algemeenheden krijgt hij er niet uit.
Dat juist Segu zich afzijdig houdt, verontrust hem nog het meest. Hij kent Segu als een spontane, ondernemende jongen. Het is de meest initiatiefrijke van het stel. Het is een veeg teken dat deze jongen hem nu niet aan wil kijken. Dat kan van alles betekenen. Hij zich daarom rechtstreeks tot Segu.
‘Heb je nog contact gehad met die leverancier van je vader? Je kon toch misschien een paar dagen bij hem in het magazijn werken?’
Segu kijkt de man nu voor het eerste aan het haalt zijn schouders op. ‘Ach, hij zei dat hij me nog zou bellen als hij me nodig had. Maar u weet wat dat inhoudt. Ik verwacht er niet veel van.’
Daarna valt hij weer stil.
Het zint de oudere man maar niets dat Segu zo afhoudend is. Deze terughoudendheid is hem de afgelopen weken al eerder opgevallen en hoort niet bij hem. Net zo goed als dat het nietsdoen, waartoe de jongens hier in het dorp veroordeeld zijn, totaal niet bij zijn karakter past. Segu is juist iemand die wil ondernemen en graag iets presteert. Die jongen wil iets bereiken en de oudere man hoopt maar dat hij zich niet op duistere of illegale dingen richt.
Het is duidelijk dat de jongens niet van plan zijn om hem te vertellen wat er aan de hand is en hij weet dat het geen zin heeft om ze hier verder uit te horen. Hij neemt zich voor om zijn onderbuikgevoel met de vader van Segu en zijn broer te bespreken. Morgen zal hij even bij ze aanlopen en ze deelgenoot maken van zijn vrees. Meer kan hij nu niet doen. Hij groet de jonge mannen, rijdt weg en laat daarbij een stofwolk achter als herinnering aan de korte ontmoeting.

Zodra de auto uit het zicht verdwijnt, maant Nyeru zijn vriend om weer verder te praten. Segu is opgelucht dat hij zijn plannen nog niet heeft doorverteld en knikt hem dankbaar toe. Hij pakt de draad van zijn verhaal direct weer op.
‘Mijn familie blijft maar groeien. Mijn oudste broer wordt binnenkort al voor de vierde keer vader.’
Normaal gesproken zouden de vrienden hem bij deze mededeling vriendschappelijk op de schouder kloppen en hartelijk feliciteren met het heugelijke nieuws. Uit zijn toon maken de mannen echter op dat ze dat beter niet kunnen doen. Hun vriend is duidelijk niet onverdeeld enthousiast over de komst van een nieuw familielid.
Een beetje moedeloos wijst Segu erop dat zijn andere broer ook getrouwd is en dat zijn andere schoonzus dus binnenkort ook wel weer zwanger zal zijn. Hij zucht hulpeloos: ‘En daarna? Alleen Allah weet hoeveel baby’s er nog zullen volgen.’
Segu hoeft niet uit te leggen dat meer kinderen betekent dat er meer geld nodig is. Dat snappen ze allemaal. Ook weten de mannen dat zijn familie naast de winkel nauwelijks andere bronnen van inkomsten heeft. Ze kennen al zijn bloedverwanten en weten dat de familie alleen nog wat extra’s verdient door fruit te verkopen langs de weg. Ze zien er regelmatig de moeder en tante van Segu zitten met rijpe vruchten van de boom op hun binnenplaats.
Nyeru onderbreekt het verhaal op een gegeven moment ongeduldig. ‘Dat jij geen werk hebt en dat er baby’s worden geboren, begrijpen we natuurlijk allemaal. Maar waarom ga je niet net als vorig jaar in het zuiden katoen plukken als seizoenarbeider?’
Segu kijkt Nyeru aan. ‘Jij weet net als ik dat het in het zuiden van Mali ook niet makkelijk is om werk te vinden. Dat we vorig jaar konden helpen met oogsten zegt niets. Toen hadden we gewoon mazzel, maar ik betwijfel of ons dat dit jaar weer gaat lukken.’
Hij krijgt bijval van Sicco. ‘In het nattere zuiden zitten ze echt niet op ons te wachten. Door alle droogte en misoogsten van de afgelopen jaren zijn er gewoonweg al te veel mensen die kant op getrokken. Het werk ligt daar ook niet voor het oprapen en half Mali zoekt in die streken naar werk. Ons willen ze er echt niet bij.’
Zijn broer voegt er nog aan toe dat er vijf jaar geleden honderdduizenden mensen naar die streken zijn gevlucht voor het geweld van het Toearegvolk en de jihadisten tijdens de burgeroorlog. Het gros is nog altijd niet teruggekeerd. ‘Ik zou ook nog niet terug willen naar mijn eigen huis in het noorden. Zoals we net al hoorden, zijn er nog steeds allerlei rebellen actief. En die idioten jagen mij net iets te graag mensen de dood in.’
Segu hoort de discussie even aan en zet zijn verhaal dan voort. ‘Minder inkomsten voor de familie, door droogte stijgende voedselprijzen, steeds meer monden te voeden en niet genoeg werk. Dat is hoe mijn familie onze situatie bekijkt.’ Hij haalt even adem en zegt dan op besliste toon: ‘Daarnaast ben ik het zat. Ik hang de hele dag wat rond en kan soms een klusje doen voor geld. Dit is geen leven. Ik wil mijn familie helpen en mijn eigen geld verdienen.’
De anders zo beheerste Tummo haalt verontwaardigd zijn schouders op. ‘Dat is toch niet meteen een reden om de levensgevaarlijke tocht naar Europa te ondernemen? Je familie moet toch de gevaren erkennen.’

Na deze ontzette woorden kibbelen de vrienden nog een tijdje door over de aanleiding van het vertrek en de vraag of de risico’s van de tocht door de woestijn en over de Middellandse Zee opwegen tegen de kansen dat het verre Europa biedt.
De groepsdiscussie komt Segu goed uit. Zolang zijn vrienden met elkaar in gesprek zijn en focussen op de reden van het vertrek, vragen ze hem niet hoe hij zijn reis voor ogen ziet. Hij hoopt namelijk nog steeds dat hij lastige vragen over zijn tocht kan vermijden. Hij kan geen heldere antwoorden geven, omdat hij nog nauwelijks weet wat hem te wachten staat. Hij is daarnaast niet van plan om eerlijk op te biechten dat hij nog geen concreet reisschema of route weet en hij gaat al helemaal niet onthullen dat hij zich net als ieder ander zorgen maakt. Hij wil juist het tegenovergestelde uitstralen. Hij hoopt dat ze hem zullen herinneren als zelfverzekerde avonturier; als iemand die geluk afdwingt en succesvol is.

Een tijdje later staat Tummo op en zegt vol emotie: ‘Wat heeft deze discussie voor zin? Je hebt toch al besloten. Beloof ons maar gewoon dat je voorzichtig bent en dat je het overleeft.’ Hij houdt even in en voegt er dan timide aan toe: ‘Ik ga je vreselijk missen.’
De anderen vallen hem meteen bij. Iedereen roept uit dat het stil in het dorp zal zijn zonder hem. Daarna weten ze niet goed wat ze nog meer kunnen doen. Een beetje onhandig kijken ze Segu bezorgd en toch ook wel vol bewondering aan.
‘Denk nog eens aan ons als je aangekomen bent,’ zegt Nyeru zacht, terwijl hij Segu omhelst.
5 Sterren
Fantastisch inzicht in de migratie naar Euripa - 13.05.2023
P. Hoogenkamp

Dit boek geeft je een fantastisch inzicht in de migratie naar Eurooa. Het schetst de beweegredenen van de migranten en de vele gevaren onderweg. Ook krijg je een mooi inzicht in de gevoelens van de migranten en wordt op beeldende wijze het woeste landschap waar de migranten doorheen moeten beschreven. Dit boek is echt een aanrader!

Misschien vind je dit ook leuk :

Ticket Europa

Diewertje Buijs

In de bergen van Chianti

review:
*verplichte velden