Buiten het Innerlijk

Buiten het Innerlijk

Hein de Jong


EUR 15,90

Formaat: 13,5 x 21,5 cm
Pagina aantal: 146
ISBN: 978-3-99131-288-8
Publicatie datum: 19.10.2022
Tijdens het herstellen van een ruïne in Italië, hakt Alice per ongeluk een schorpioen doormidden en meent wraak van Moeder Natuur. Zij ervaart de louterende werking van tegenslag en wordt volwassen door tegen de stroom in te gaan.
Wat Alice overkwam

Alice telt achttien jaren. Ze heeft donker haar. Iemand moet haar de hemel in geprezen hebben, want zonder dat zij iets bijzonder goeds heeft gedaan, werd zij niet aangehouden. Zij kan haar oogleden sneller bewegen dan een vlinder haar vleugels. De persoon die zij met deze gave behandelt, wordt loom. Zij kan het als wapen toepassen in bedreigende situaties. Bovendien is zij begiftigd met een helder verstand.
Haar vader Ferdinand vindt dat ze haar talenten moet reserveren voor het lezen van literatuur. Alice begint op zijn aanraden met het lezen van Het Proces van Kafka. Ferdinand hoort haar zeggen: ‘Jij moet niet denken dat ik deze vakantie zal blijven lezen.’ Af en toe klapt zij het boek dicht en roept uit: ‘Ik wil rijk worden.’ Begrijpelijk. Mooi en gezond is zij al.
Haar jongere zus Carla is donkerblond. Ze heeft groene ogen en torst met groot gemak haar intelligentie zoals een mannequin een boek op haar hoofd draagt. Zij is wijs in haar oordeel. Wanneer haar woorden door haar complexe gedachtegang aan snelheid tekortschieten, compenseert zij dit zonder moeite met diepgang. Wanneer ze haar vader vertedert en hij haar wang wil strelen, roept zij vlak voor zijn aanraking de Latijnse toevoeging ‘ad’, wat voor haarzelf betekent ‘af’, blijf af, en voor haar vader de betekenis heeft van toevoegen, zoals bij adjuvans.

Haar vriendin Elisabeth heeft een veel te lange naam voor haar kwikzilverachtige geest en is tevreden met de naam die zij draagt. Het opvallende aan Elisabeth is dat zij zinnen die anderen aan het uitspreken zijn, al begrijpt voordat de helft is gezegd. Zij is tenger gebouwd en heeft een voorliefde voor debatteren. Ze leest zonder aansporing van haar ouders wereldliteratuur. Voortreffelijk opgevoed als ze is, kan een discussie met haar ineens platvloers eindigen met ‘nu heb ik je klem geluld.’

Haar moeder Catherina is in de veertig en kunsthistorica. Ze heeft onlangs nog de Hermitage in Sint-Petersburg bezocht en zou zelf absoluut niet misstaan op de schilderijen die zij aan haar onderzoeken onderwerpt.
Adrian, haar vriend, is een telg uit een oud boerengeslacht. Hij is wetenschapper en als enige van de familie hoogleraar. Hij dankt deze uitzonderingspositie aan het feit dat hij het trainen van zijn brein niet kan stoppen. Hij gaf niet alleen koeien een naam, ook paarden, geiten en schapen. Met zijn affiniteit met dieren had hij nog boer kunnen worden of bioloog. In restaurants bestelt hij, sinds zijn reizen naar exotische landen, bij voorkeur darmen, alvleesklieren, hersenen, schapenkoppen, koeienwangen en varkensnekken. Hij verzint meestal een troetelnaam voor hij het dier verorbert. Ook keert hij in discussies vaak beweringen om. Hij kan naar de automobilist lopen, die achter hem in de file staat en zeggen: ‘Heel goed dat u zo toetert. Zou u elke dag moeten doen.’ Tegen een winkeljuffrouw: ‘U heeft er goed aan gedaan te veel kaas af te snijden, ik heb genoeg geld.’
Met deze voorbeelden wordt hem geen recht gedaan. Rijkdom was, tot de erfenis die hem toeviel, niet het geval. Het is nog steeds passen en meten bij het aankopen van bouwmaterialen. Adrians irritante manier van omgaan met de mensen leidde weleens tot de vrees dat hij zelf geslacht zou worden. Een woord dat in zijn vocabulaire zomaar kan opdoemen.

Adrian verkocht het land uit de nalatenschap van zijn vader om de grootste ruïne van het dal te kunnen bekostigen, inclusief percelen welke door generaties lange vererving als het zwart van het dambord verdeeld zijn over vele terrasvormige oppervlakten. Hij wil de ruïne van buiten in oude glorie herstellen, van binnen moderniseren en zo weer bewoonbaar maken. Lugubere skeletten van verbrande olijfbomen, waarvoor zelfs Don Quichot een omweg zou hebben gemaakt, staan juist op zijn grondgebied.
De ouders van Alice en Carla zijn ingegaan op de uitnodiging deze zomer mee te gaan naar Italië. De vader van Alice is net vijftig geworden en ging mee onder de voorwaarde niet gestoord te zullen worden bij het lezen van het werk van Freud. Hij is archivaris van beroep en heeft een voorliefde voor de cultuur van de negentiende eeuw. Adrian vroeg hem in het begin plagend of het onbewuste nog bestaat. Ferdinand antwoordde: ‘Wat darmen zijn voor het lichaam, is het onbewuste voor de geest.’
Charlotte, de moeder van beide meisjes, is violiste. Alles bij elkaar genomen een aardig stel mensen, die anderen niet tot last willen zijn. Ze verdienen voldoende om er goed van te leven en reizen te maken.

Na enkele dagen keert Tina, de oudste zus van Alice en Carla, terug naar Amsterdam. In plaats van haar stage bij een voornaam advocatenkantoor te doorlopen, raakte zij verliefd op een client. De eerst zo bedachtzame Tina was ervan overtuigd haar vriend te kunnen veranderen in een nette burger. Zij kon zich echter na een mager resultaat niet van de crimineel losmaken. Het afstand nemen moest, om narigheid te voorkomen, omzichtig gebeuren, zoals een Japanse parlementariër na een misplaatste interventie beschaamd achterwaarts terugloopt naar zijn plaats.
Het losmaken vindt ondertussen nog steeds plaats en zal wel even duren om zo mishandeling of erger te voorkomen. Zij is onder zijn invloed semiprof kickbokser geworden en op eigen initiatief bij een concurrerende club van die man doorgegaan. Haar contracten lopen nog wel via die crimineel. Hij heeft haar daarmee aan een touwtje en blijft zo aan haar verdienen. Momenteel werkt zij voor haar inkomen als portier bij dance-evenementen. Ze controleert de leeftijden en de tasjes van de jonge bezoekers op meegenomen pilletjes en hulzen met lachgas. Ze kent geen angst. Tina is aan het afglijden op het hellend vlak van goed en kwaad, haar ouders weten niet op welk deel zij zich nu bevindt. Tina wil niet op haar levensstijl worden aangesproken en accepteert zeker geen ongevraagd advies.

Het wachten is nu op de vier Amerikaanse studenten, die tegen een kleine vergoeding plus kost en inwoning wekenlang het zware werk zullen doen. Dezen zien het verblijf in het oude Europa, vooral in Italië, als een bonus die op hun cv zal prijken.
Door de bosbrand die enkele jaren geleden woedde, is het hout van het gigantische huis met negen grote kamers, verbrand. De ingangen zijn nog steeds geblokkeerd door neergevallen stenen die eerder rustten op de houtverbindingen boven de deuren. Ook het cement is binnen en buiten op het platte dak door de zomerse hitte en winterse kou verpulverd. Op het dak is onkruid metershoog opgeschoten.
In afwachting van de komst van de Amerikanen zijn de meisjes alvast begonnen met het wegtrekken van onkruid en kappen van wilde braamstronken die op het dak wortel hebben geschoten. Aan de zijkanten van het huis bloeit valeriaan. Rondom het huis staat wilde brem welig te tieren.

Terwijl Ferdinand bij de rivier in de schaduw van het gebladerte in Totum und Tabu van Freud gelezen heeft en de steile helling naar de ruïne oploopt, hoort hij een verschrikte kreet. Alice heeft op het dak met haar kapmes een schorpioen doorkliefd. Het zwart glimmend diertje had zich verscholen onder een laagje broos geworden cement en probeerde zich terug te trekken naar een plek onder het gruis om bescherming te vinden. Net op dat moment haalde Alice uit. Het beestje, met zijn macho manier van lopen, moet op slag dood zijn geweest. De kraaloogjes bleven haar maar aankijken alsof het nog leefde.
De schreeuw van Alice doet Ferdinand denken aan vroeger toen de gemeenteambtenaar van Amsterdam zijn dochter in eerste instantie niet onder de naam Febe had willen inschrijven. Deze man stelde ‘Phoibe’ voor. ‘Febe’ zou als naam niet bestaan. Alice, haar tweede naam, is haar roepnaam geworden. Zou deze ambtenaar toch gelijk hebben gehad? Is haar kreet niet een uiting van een onbenoembare angst uit haar diepere zelf? Door die schreeuw heen klinkt mededogen met het gedode diertje. Adrian weet zeker dat het zwarte schepseltje niet in staat kan zijn geweest een mens een dodelijke beet te geven. Adrian bluft met plezier dit beestje op te kunnen eten.
De luchtigheid van deze opmerking maakt de ongerustheid van Alice niet ongedaan, integendeel. Buiten haar wil om heeft zij een schorpioen doodgeslagen en buiten haar macht om zal de natuur op de een of andere wijze terugslaan. Hoe? Weet ze niet. Ze is er zeker van. De bewering van haar vader dat magisch denken op volwassen leeftijd geen invloed meer heeft, stelt haar niet gerust. Het zou alleen nog voorkomen bij jonge kinderen en bij psychotische medemensen, in dromen en in primitieve culturen. Zijn opmerking mist elke uitwerking.
Carla is als zus eveneens aangeslagen en kijkt bleek voor zich uit. Haar moeder Lotte zegt tijdens het schoonmaken van haar lenzen ondertussen iets verstandigs, waardoor het college van Ferdinand stilvalt. Hem overvalt de geruststellende gedachte dat zijn vrouw geen dwangritueel heeft zoals hij eerder dacht, ze maakt te pas en te onpas haar lenzen schoon, om een spanning te doorbreken. Het wordt hem duidelijk dat zij een maniertje heeft verzonnen waarbij zij bij het uitvoeren ervan kort en krachtig uitdrukt hoe zij over een situatie denkt en netelige situaties kan veranderen.



Het riviertje

Door de vallei stroomt een helder bergriviertje met een klein verval kronkelend naar beneden, hier en daar verscholen onder het groene loof van de bomen. Het kabbelend water zoekt een doorloop tussen de uitlopers van de bergen die gelegen zijn ten oosten van de vallei.
Nu, in oktober, overdenkt Alice de gewelddadige periode van afgelopen zomer. Ze ziet zich weer zitten op een rotspunt, het water stroomt vrolijk langs haar benen. Met haar tenen speelt ze met keitjes die tussen gezonken bladeren zichtbaar zijn. De idyllische sfeer brengt haar in een kalme overpeinzing terug naar die tijd. Het zonlicht dringt door het gebladerte boven haar en tekent grillige patronen van licht en schaduw op het water en op de bodem. Miljoenen jaren oude, gladde stenen liggen te wachten om bij woest water een paar centimeter meegesleurd te worden richting zee.
Libellen met paarse vleugels en groenkleurige lijfjes vliegen af en aan. Eén strijkt vlak bij Alice neer. Ze staat een poosje roerloos stil. Ineens vouwt ze haar vleugels open tot een klavertje vier om later weer dicht te doen als een goed boek dat weer opengeslagen zal worden. Het geeft signalen door aan soortgenoten. Op een steen staan tientallen libellen recht in het gelid naast elkaar alsof zij in de houding staan voordat ze na een signaal van de leider van de groep als één geheel in actie komen. Soortgenoten met andere taken vliegen af en aan, sommige zijn gekoppeld aan een lichtbruine wederhelft.
Babyforellen laten zich door de rivier een eindje mee stromen en keren zich weer om. Ze staan met hun koppen tegen de stroom in zonder vooruit te willen komen. De groteren gaan alleen op onderzoek uit. Alice ziet boven en onder het wateroppervlak een spiegel van beloften van haar bestaan op weg naar volwassenheid. Het gaat haar niet meer om beroemd en rijk zijn. Hoe kan ik bij mijn eigenlijke bestemming komen, is meer haar vraag.
De rivier is op plekken meters diep ingesleten, de hoge oevers zijn dicht begroeid met bomen en slierten groen die zijn vervlochten met dode takken. Hier houden slangen zich schuil. Zal mijn leven ook met diepe dalen gaan en onverwachte hoogtepunten?
Oude verhalen van vroegere bewoners die nog de ronde doen vertellen van kleurrijke geschubde dieren, die zich in de afgelegen, subtropische valleien hebben weten te handhaven. Er moeten ook ongeïdentificeerde dieren zijn, wier bestaan men alleen maar vermoedt. Niemand heeft die dieren ooit gezien. Hun vorm wordt bepaald door de angsten van mensen die deze schepsels vrezen en zien er in hun fantasieën dan ook verschillend uit: van rond en langharig tot lang en kaal. Ze hebben op zijn minst één eigenschap gemeen, namelijk dat ze de geluiden veroorzaken die je kan horen bij het invallen van de nacht.
De vogels laten juist overdag hun gezang horen. Je kunt volgen hoe zij hun composities uitbouwen. Heel anders zijn de krekels met hun monotoon zaaggeluid, dat stilvalt en weer aanzwelt. Ze geven de stijging van temperatuur aan soortgenoten door, het zijn harde werkers. Zo is het geluid hier samengesteld uit het kabbelen van water, het gezaag van krekels en de composities van vogels.
Alice gaat op in de natuur en vergeet zo het angstige voorgevoel van na het doden van de schorpioen. Zij ziet de onmetelijke leegte boven haar die ‘s nachts bezaaid is met twinkelende sterren. Bij de rivier blijft het koel door minuscule zwevende deeltjes water. Niet ver van de rivier liggen hier en daar half ingestorte, van riviersteen opgetrokken ruïnes, waar vleermuizen huizen die met hun wonderbaarlijke vliegkunst een soort vrolijke verbazing opwekken.
Tegen de helling ligt het verlaten dorp Bussaré. De meeste huizen van dit gehucht verkeren in een vervallen staat. In het midden ligt de schaduwrijke Piazza Cavour met een fonteintje met druppelend drinkbaar water: de afvoer is verstopt. De stenen rondom blijven nat en zijn bedekt met mos en vastgeplakte bladeren. Eens per jaar wordt hier in de openlucht kamermuziek gespeeld door enkele ruïnebewoners samen met hun vrienden, die speciaal voor deze gelegenheid uit Nederland overkomen en weken kunnen blijven.
Boven het smalle straatje zijn bogen gemetseld die huizen aan weerskanten met elkaar verbinden en steunen. Het geheel is van een eenvoudige schoonheid. De aanblik van verlatenheid kan de bezoeker en zeker Alice desalniettemin aangrijpen met een donker gevoel van weemoed die op moet stijgen uit een bar verleden. Ook Alice heeft verzonken ervaringen die haar pijn doen, zonder de oorzaak te weten.
Door het dorp loopt een smal pad dat ooit belopen werd door muilezels die contrabande vervoerden. Het pad leidt enige honderden meters verder naar een wit kerkje waar drie huizen omheen staan. Daarvan zijn er twee weer bewoonbaar gemaakt. Eens per jaar wordt hier in september een processie gehouden. Uit naburige dorpen komen op die dag mensen wier voorouders in deze streek een deel van hun leven hebben geleid komen op die dag naar Piazza Cavour de plechtigheid bijwonen. Zelfs familieleden uit omstreken die ooit hun olijfbomen en wijnstokken hebben verzorgd. Ook naar het buitenland vertrokken oorspronkelijke bewoners zijn op die dag hier te vinden. Hun binding met dit in tweeën gevallen gehucht is even ondoorzichtig als geheimzinnig. Verschillende families onderhouden vetes met elkaar, vetes waarvan de oorsprong voor de meesten niet meer te achterhalen is. Alice snuift het verleden op als parfum.
Door een getralied venster aan de voorkant van het kerkje is een goudkleurige madonna op een paar meter afstand te zien. Zij kijkt de gluurder met een strak, meedogenloos gelaat aan. Mij maak je niks, straalt ze uit. De muur achter haar is met fresco’s ingekleurd, de voorstellingen zijn niet goed meer waar te nemen. Deels omdat ze op plekken afgebladderd zijn, deels omdat de duisternis achter in het kerkje de mediterrane kleuren van de fresco’s opslorpt.

De hellingen van de bergen zijn begroeid met naaldbomen en struiken. Op de noordflank staat een strook kale palen die van verre lijken op gebruikte luciferhoutjes. De bosbrand, die jaren geleden de bergkam over klom, woedde voort tot aan de ruïne die Adrian vorig jaar kocht. Zijn olijfbomen zijn tot de kruin verschroeid en donkergrijze skeletten geworden, als spoken die in een vlucht staande zijn gehouden en zijn blijven staan. Bij de grond komen frisse groene takjes tevoorschijn als een vrolijk antwoord van de natuur op de afbraak ervan. De groene blaadjes vertederen haar.
Op de lijn van de bergkammen ziet Alice een ander soort boom. Het moeten loofbomen zijn, want ze hebben door de wind die daar altijd waait de wonderlijkste vormen aangenomen. Zij doen Alice, die als in een long shot de omgeving weer voor zich ziet, in de verte denken aan koeien die de berg oplopen. De zuidelijke berg is de hoogste uit de omgeving, de bewolking die vanuit de zee aan komt drijven, glijdt over deze top de vallei in. De temperatuur ‘s zomers loopt zo hoog op dat wolken boven de vallei oplossen terwijl de bewolking uit het zuiden tegen de helling blijft hangen. Zo blijft het in de vallei meestal zonnig. Er zijn ook dagen met een lage zware bewolking die wel over de top doorschuift en over alle bergkammen glijdt, waardoor je de wonderlijke sensatie hebt te wonen in een gigantische kamer met berghellingen als muren. Het wolkendek, dat gefilterd licht doorlaat, kan langzaam zakken als het plafond in een Chinese martelkamer.
Bij zulke weersomstandigheden kunnen mensen echt gek worden, weet Alice. Het is voor haar tenminste een mogelijke verklaring van al die gebeurtenissen die de afgelopen maanden de gemoederen hebben beziggehouden. Het is haar duidelijk geworden dat er niet zoiets bestaat als een vanzelfsprekende schoonheid van de natuur die door bijzondere krachten bijeen wordt gehouden. Zij weet dat deze krachten vernietigend zijn wanneer ze niet gebruikt worden voor het eigenlijke doel van de Schepping, al weet ze niet precies wat het doel is. Daar wil ze achter zien te komen. Zij gelooft haar vader niet, die zegt dat het doel Verheven Liefde is. Eros. Alice laat alle ervaringen en indrukken bij zich binnenkomen en kan die niet onder één principe onderbrengen.



Bussaré

De theorie die ervan uitgaat dat de aard van de bodem van invloed is op de karaktervorming van de mensen die erop wonen is een onjuiste banale theorie. De aanhangers van zulke achterlijke ideeën vinden zichzelf altijd verheven boven anderen. Dit argument wordt door hen gebruikt om anderen zich minderwaardig te laten voelen en zichzelf superieur te wanen. Deze misleidende gedachtekronkel heeft niet alleen bijgedragen aan de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog. Variaties op hetzelfde thema geven nog steeds voeding aan vetes tussen meerdere families in dit dal. De ene familie zal niets doen om de grond van zijn vijand te verbeteren, eerder het tegendeel. Naast opbouw is er altijd afbraak, weet Alice.

In de vallei wonen twee families die elkaar naar het leven hebben gestaan, namelijk de familie van Rosario en die van Dante. Het verhaal gaat dat Dante het eeuwenoude irrigatiesysteem, dat diende voor bevloeiing van stukken land van Rosario, onklaar heeft gemaakt, waardoor diens land is verdord. De vete tussen beide families is op papier nooit tot een schikking gekomen en kan zo weer opvlammen.
Rosario’s land is vanaf het hoogste deel van de vallei door de bebossing langs de rivier aan het zicht onttrokken. Vlakbij, waar het stuk land naar beneden knikt, staat het witte kerkje met een aantal huizen eromheen. Aan de voorkant prijken twee hoge statige cipressen. Als gevolg van de door Dante veroorzaakte verdroging, is voor het kerkje ook een rij prachtige loofbomen doodgegaan, de trotse cipressen hebben het overleefd.
Wanneer je aan Dante vraagt hoe het nu zit met de geschiedenis van die bomen, haalt hij zijn schouders op en zegt: ‘Ach, het is een ziekte geweest, zoiets komt voor in de natuur.’ Zijn onverschilligheid over dit afsterven van die rij bomen, staat in schril contrast met zijn enthousiasme voor alles wat groeit en bloeit in het dal, voor zover het groeit op zijn land. Het eigendomsrecht rekent hij zich ook toe voor het land dat hij aan Nederlanders heeft doorverkocht. Deze stukken land beschouwt Dante heimelijk nog als zijn eigendom.

Misschien vind je dit ook leuk :

Buiten het Innerlijk

Ingrid de Bondt

Ticket Europa

Meer boeken van deze auteur

Buiten het Innerlijk

Hein de Jong

Her en Der

Buiten het Innerlijk

Hein de Jong

Overgangen

review:
*verplichte velden