Het verborgen onderricht

Het verborgen onderricht

ons toevertrouwd doorJudas Thomas en Mariam

Pierre Mestdagh


EUR 15,90

Formaat: 13,5 x 21,5
Pagina aantal: 192
ISBN: 978-3-99064-548-2
Publicatie datum: 11.07.2019
Breng niemand in dwaling door te scheiden wat één is. Leg geen wetten op die jezelf niet volgen kan, maar volg het mensenkind dat binnen in jou is.
Inhoudsopgave

Inleiding
Een miskende getuigenis
Een spirituele uitdaging
Het Credo of de Bergrede, Paulus of Jezus
Een beweging en een rust
Een Babylonische spraakverwarring
Begeleiding bij een kennismaking
Het evangelie volgens Thomas
Een korte nabeschouwing
Woorden van Jezus in het evangelie van Mariam

Het verborgen onderricht

ons toevertrouwd door
Judas Thomas en Mariam

(en toegelicht door Pierre Mestdagh)


Inleiding


Ik herinner me dat ik het in mijn jeugdjaren behoorlijk moeilijk had met dat vreemde bijbelse verhaal, waarin God aan Abraham de opdracht gaf hem zijn enige zoon te offeren. Pas op het laatste moment veranderde het kind in een lam, waardoor een mensenoffer nog net werd vermeden. Welke rare God was dit toch, die er blijkbaar zijn behagen in schepte sadistische spelletjes te bedenken…? Het verhaal van de zondeval van Adam in het aardse paradijs had me overigens reeds het gevoel gegeven dat die bijbelse God er wel een was die op zijn strepen stond. Want, omwille van een ontvreemde appel liet hij de gehele mensheid opdraaien! Bovendien zou hij, eeuwen later, in het offer van zijn eigen zoon een gepaste opportuniteit hebben gevonden zich opnieuw met de mensheid te verzoenen. Ik kon maar niet begrijpen dat de goddelijke Vader van Jezus zijn zoon liet lijden en kruisigen teneinde de straf, die hijzelf de mensheid had opgelegd, ongedaan te maken. Dit was geen sadistisch spelletje meer maar gewoon totale onzin! Zo was althans mijn aanvoelen van puber. Maar ik legde me neer bij mijn jeugdige onbezonnenheid en borg mijn oneerbiedige twijfels toch maar stilzwijgend op. Want die hoorden niet thuis in het geloof, dat me door mijn ouders en op school als een absolute waarheid werd voorgehouden.
Zo werd ik een zelfbewuste katholiek die, zoals velen, me liet begeesteren door het voorbeeld van Jezus. De buitengewone betekenis die aan zijn kruisdood werd toegekend nam ik er maar bij, omdat het goddelijke mysterie nu eenmaal niet te doorgronden is, zo werd me verzekerd. Toch lieten de twijfels omtrent zijn verlossende offer, dat reeds zolang zovele eerbiedwaardige lieden en kunstenaars ontroerde, me nooit helemaal los. Hoe konden het lijden en de dood van één man een ganse mensheid bevrijden, zoals die ene misstap van Adam diezelfde mensheid de das had omgedaan? Bovendien behoren lijden en dood toch niet tot de meest positieve aspecten van dit leven, want zij verwijzen naar de kwetsbaarheid en de afwezigheid ervan.
Een hele poos later, in de loop van mijn achtendertigste levensjaar, werd ik, ondanks vele goede intenties maar vooral omwille van eigen zwakheden, meedogenloos door het leven teruggefloten. Mijn voornaamste levensideaal een harmonisch gezinsleven op te bouwen lag troosteloos aan scherven… Ik besloot toen mijn heil te zoeken in wat niet meer dan een modeverschijnsel leek te zijn en meditatie heette. Onverwacht werd het een fascinerende ervaring, die mijn relatie met het leven in een nieuw daglicht zou plaatsen. Want de ervaringen die de beoefening van meditatie met zich meebracht, waren niet meer gedragen door wat anderen hadden bedacht of verzonnen, maar tot mijn persoonlijke beleving behoorden. En die dwong me tot nadenken. Zo besloot ik een cursus te volgen die me wijzer zou maken omtrent de culturele achtergrond aan de origine van die oosterse meditatietechniek. Hierin ging het om oude vedische inzichten waarin onder meer benadrukt werd dat het leven een positieve ervaring hoorde te zijn, dat lijden slechts het gevolg was van een gebrekkige beleving en dus niet dienstig kon zijn als middel om een hoger doel te bereiken. Anderzijds was ik aan het verhaal van Jezus en zijn menslievendheid toch heel wat verschuldigd, zo was nog steeds mijn overtuiging. Hem zomaar loslaten leek me geen optie.
Onverwacht kreeg ik een steuntje van Joris, een cursusgenoot. Hij bezorgde me namelijk een exemplaar van het Nederlandse tijdschrift Bres, waarin sprake was van een recent ontdekt evangelie, dit volgens Thomas. Die informatie prikkelde mijn nieuwsgierigheid en dus besloot ik naar dat evangelie op zoek te gaan. De ontdekking ervan in de lente van 1976 zou een baanbrekende stap betekenen in mijn relatie met de man die mijn religieuze leven beheerste. Want ik ontmoette er een Jezus die zichzelf niet als een joodse profeet, laat staan een Messias, profileerde maar blijkbaar in een totale ongebondenheid zijn inzichten verkondigde. En hierbij maakte hij gebruik van beelden en metaforen, die me reeds bekend waren uit de canonische evangeliën. De interpretatie ervan liet hij evenwel over aan de vrijheid van ieder van zijn medemensen. Hij legde niets op, maar spoorde hen aan een innerlijke zoektocht te ondernemen en zo tot een juister bewustzijn te komen van zichzelf en van de relatie die hen met hun levensbron verbindt. En voor die bron bedacht hij het beeld een vader. Opvallend in zijn discours was de afwezigheid van enige apocalyptische droom of eschatologische verwachting.
Al snel werd ik me bewust voor een beslissende keuze te staan, want opnieuw staken mijn puberale twijfels de kop op. Maakte, zoals mijn geloof me voorhield, zijn bijzondere optreden waarlijk deel uit van een ‘heilsverhaal’, waarin door zijn lijden, kruisdood en verrijzenis het koninkrijk van God voor ons, mensen, opnieuw toegankelijk werd? Vaak wordt naar de Bergrede en haar ‘zaligheden’ verwezen als de kwintessens van de prediking van Jezus. In dit evangelie zijn gelijkaardige uitspraken en nog veel meer gretig verspreid over de 114 logia of woorden die Jezus zou hebben gesproken. Een juist begrip van zijn uitspraken en van de door hem gebruikte beelden leek me de noodzakelijke voorwaarde om tot de essentie van zijn onderricht door te dringen. Maar vooral, wat was hiervan de wezenlijke bedoeling? Betekende zijn prediking niet veeleer een aansporing aan dit leven hier en nu een verantwoorde invulling te geven, bewust van wat ‘de Vader’ ons ter beschikking stelt? Was hier soms geen andere inschatting van de finaliteit van zijn aanwezigheid aan de orde, niet meer in functie van een joodse droom, maar met een realistische kijk op de werkelijkheid die het leven is? Want, zoals ook Lucas er in zijn evangelie van getuigt, beantwoordt voor Jezus het concept ‘koninkrijk’ niet aan een utopische bijbelse verwachting. Wel symboliseert het een innerlijke zijnswaarde, die we evenwel slechts kunnen erkennen en beleven mits een juist bewustzijn van de levenswaarden die in dit leven besloten liggen en we zelf te ontdekken hebben. Dit evangelie getuigt zoveel meer van een pragmatisch religieus realisme dan van de hoopvolle verwachting van een tijdloos verblijf in een goddelijk koninkrijk. Plotseling besefte ik hoe diep de kloof tussen de Bergrede en het katholieke Credo wel was…
Bovendien werd het me snel duidelijk dat dit evangelie geen tussendoortje was, dat je zomaar als een snelle hap kon oppikken en verteren. Het zou een werk van lange adem worden, omdat de woorden van Jezus de diepste roerselen van mijn bewustzijn raakten. Zo maakt hij ons van bij het begin van dit evangelie hierop attent:

dat hij die zoekt niet ophoudt te zoeken…

Ik besefte toen ook dat mijn kennis van de canonische evangeliën in wezen erg stuntelig was en dus besloot ik aan die lacune te verhelpen. En hiervoor deed ik beroep op een studie van de Bijbelschool van Jeruzalem, de ‘Synopse des quatre Évangiles’, van onverdachte katholieke signatuur. Zij onthulde me hoe complex het ontstaansproces van elk evangelie is geweest en hoe moeizaam de harmonisatie van drie onder hen, die de synoptische evangeliën worden genoemd, is verlopen. Tot mijn verbazing stelden de auteurs van die studie niet alleen de authenticiteit van een aantal uitspraken van Jezus in vraag, zij kwamen ook tot de conclusie dat, in de loop van zijn evolutie, het Johannesevangelie niet één maar minstens drie verschillende redacteurs zou hebben gehad. Naast de apostel en Johannes de Oude zou nog een derde ‘Johannes’ voor de eindredactie verantwoordelijk zijn geweest. Het leek erop dat een verantwoorde wetenschappelijk onderbouwde analyse de voorrang had genoten op een blinde trouw aan algemeen aanvaarde zekerheden. Het meest opmerkelijke, althans toen voor mij, was dat de auteurs een onbevooroordeelde kijk hadden op het evangelie volgens Thomas. Zo verklaarden zij in de inleiding van hun studie:

Het (evangelie) lijkt ons toegang te bieden tot een evangelische redactie, die voortijdig is aan de canonische evangeliën. Zijn getuigenis zou dan zeer belangrijk kunnen zijn bij de restitutie van de overdracht van de woorden van de Christus. (Tome 1, Préface pagina XI)

Dit sterkte me in mijn vermoeden dat Thomas misschien wel een belangrijke schakel was tussen het onderricht van Jezus en de toehoorders die we nog steeds zijn. Mede door mijn genetische gebondenheid aan het katholieke geloof zou het evenwel nog jaren duren vooraleer die visie zich in alle duidelijkheid aftekende.

Een miskende getuigenis


Sinds zijn ontdekking in 1945 en de publicatie ervan ettelijke jaren later heeft dit evangelie wereldwijd onder ingewijden heel wat interesse gewekt. Opvallend hierbij is de afwezigheid van een belangstellende betrokkenheid vanwege de kerkelijke overheid en dit ondanks de toch relatief beperkte en vaak onzekere informatie waarover we omtrent de mens Jezus beschikken. Als een onaantastbare monoliet, waarvoor steenrots Petrus symbool staat, ligt de leer van de Kerk nu eenmaal en blijkbaar tot in de eeuwen der eeuwen vast. Want, zoals de Hebreeuwse Bijbel voor de joden of de Koran voor de moslims, betekent het Nieuwe Testament voor de christenen een onkreukbare getuigenis, want gedragen door een goddelijke wilsbeschikking. En, gezien die goddelijke stem zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament aanwezig is, werden beide onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie dit niet erkent kan zich geen rechtgelovige noemen! Een dergelijke onverzettelijkheid blijkt nochtans voor het christelijke geloof geen paaseieren meer te leggen. Eerlijkheid gebiedt te erkennen dat zijn geloofscredo ons vooral een bijzonder complex theologisch concept voorhoudt, een godsbeeld waarin we horen te geloven. Maar nog steeds en ondanks de Christus hebben beiden, mens en God, het duidelijk moeilijk met elkaar. Niet dat de meesten onder ons een oorzaak voor dit aardse bestaan zouden miskennen. Alleen hebben zij ernstige bedenkingen ten aanzien van het archaïsche godsbeeld, dat ooit in bijbelse legenden werd uitgetekend. Aan dit beeld de paterniteit van een uitzonderlijke mens toekennen wordt nog steeds door velen aanvaard als een onbespreekbare zekerheid, die hen een aantrekkelijk want hoopgevend levensperspectief aanbiedt. Toch berust ook die voorstelling, bij nader en meer nuchter inzien, op een vrij gewaagde surrealistische perceptie van een niet te bevatten werkelijkheid.
Er was een tijd dat de angstige want onwetende mens behoefte had aan stimulerende en hoopgevende verhalen, teneinde zijn vertrouwen in een zinvolle samenleving te ondersteunen. Dit was de gezamenlijke opdracht van zowel de politieke als de religieuze overheid. Want de ooit door de joden verwachte Messias hoorde een gezalfde, een koning te zijn. Met dank aan een onvermijdelijke natuurlijke evolutie is de mens echter steeds minder onwetend en hierdoor ook minder goedgelovig geworden. Epische bijbelse verhalen behoren tot een verleden dat nog slechts weinig raakpunten vertoont met de realiteit zoals wij die nu ervaren. De toenmalige beeldvorming van het goddelijke, als ondersteuning van een als problematisch ervaren menselijke realiteit, heeft ontegensprekelijk aan draagkracht verloren. Door een meer realistische en wetenschappelijk onderbouwde perceptie van onze natuurlijke betrokkenheid, werd het vertrouwen in denkbeeldige voorstellingen grondig ondermijnd. Want nu ervaren we het onbekende zoveel meer als een uitdaging tot kennis dan als een bron van existentiële angsten.
Sinds mensengeheugenis hebben enkelingen hun soortgenoten verrast met originele inzichten in levenswaarden, die niet helemaal of helemaal niet strookten met overtuigingen van erkende gezagdragers. Zij hebben ons stof tot nadenken gegeven, wat op zich reeds een boeiende prestatie is. Want het slaafs volgen van wat onze voorouders zich hebben ingebeeld en ons als zekere waarheden wordt voorgehouden, leidt al te vaak tot een mentale inertie, waar de creatieve mens weinig baat bij heeft. Indien het levensplan, waar we allen deel van uitmaken, ons van een onderscheidingsvermogen heeft voorzien, horen we er uiteraard een zinvol gebruik van te maken. Vrijheid van denken is immers de meest specifieke hoedanigheid waarmee we ons van alle overige levensvormen onderscheiden. Een correct onderscheidingsvermogen is evenwel onlosmakelijk verbonden met een alertheid voor wat zich in onze samenleving afspeelt. Zo horen we onze verantwoordelijkheid voortdurend bewust onder ogen te zien en aandacht te hebben voor de gevolgen van wat we ondernemen, zowel voor onszelf als voor de anderen. Ontvankelijkheid voor nieuwe kennis en creatieve inzichten is een niet te versmaden onderdeel in het vervullen van ons individuele levenspad. Want dit pad is een evolutief gebeuren waarvan we, ondanks de vrijheid waarover we beschikken, de touwtjes aanvankelijk slechts in een beperkte mate in eigen hand hebben. We maken nu eenmaal deel uit van een specifieke samenleving, waarin de onderlinge verbondenheid een essentiële waarde betekent. Bovendien zijn we met z’n allen ook kinderen van de natuur, onze universele draagmoeder. Toch blijken we vooral oog te hebben voor onze vermeende meerwaarde ten aanzien van de natuurlijke biotoop waaruit we zijn ontstaan en waarin wij levenslang gedijen. Zelfs en vooral indien een goddelijke werkelijkheid aan de oorsprong ligt van de natuurlijke, zou die religieuze link er ons moeten toe aanzetten de wetten in haar creatie te erkennen en te eerbiedigen. Voor ieder van ons blijft het dus een voortdurende uitdaging zijn of haar aanwezigheid in dit leven realistisch in te schatten en er een zinvolle invulling aan te geven.
Onder de personen die in de geschiedenis van de mensheid een blijvend spoor hebben nagelaten, behoort, in ons westerse leefgebied althans, een zekere Jezus van Nazareth nog steeds tot de uitzonderlijke figuren. Want het geloof, waarvan hij het boegbeeld is geworden, heeft in een niet geringe mate onze geschiedenis beïnvloed. Toch is een objectieve kennis van zijn levensloop, in tegenstelling tot die van de Boeddha of van Mohammed, opvallend beperkt. Enkel over zijn ultieme en fatale optreden als prediker beschikken we over een min of meer betrouwbare informatie, die vooral terug te vinden is in de neotestamentaire evangeliën. De verhalen omtrent zijn doen en laten, die na zijn dood de ronde deden, werden evenwel pas ettelijke decennia later opgetekend. Bovendien zijn de bronnen ervan zowel geografisch als in tijd vrij verspreid. Overigens is het aantal getuigenissen, waar de Kerk geen rekening mee heeft gehouden, aanzienlijk talrijker dan de als waarheidsgetrouw erkende geschriften.
Uit talrijke en grondige studies is gebleken dat de compilatie van de evangeliën een bijzonder complexe evolutie heeft doorgemaakt, die aanleiding gaf tot heel wat verwarrende en vaak tegenstrijdige informatie. Met hun historische waarde horen we dus bijzonder omzichtig om te springen. Toch zijn ook de overeenkomsten dusdanig dat we redelijkerwijze mogen aannemen dat we hier met een bijzondere gebeurtenis te maken hebben. De essentiële vraag, die we ons hierbij horen te stellen, betreft de religieuze betekenis die aan het optreden van Jezus werd toegekend. Was hij een man wiens onderricht, zoals dit van de Boeddha, gericht was op een juistere invulling van onze gezamenlijke levensopdracht als mens, of verpersoonlijkte hij vooral de ultieme realisator van een joodse apocalyptische verwachting? Met die laatste interpretatie zijn de joden zelf het trouwens totaal oneens.
De vervulling van die verwachting is vooral het obsessionele vertrekpunt geweest van één man, aan wie in het Nieuwe Testament een uitzonderlijke erkenning werd voorbehouden: de jood Paulus. Toch behoorde hij niet tot de discipelen van Jezus maar tot zijn tegenstanders, wat voor hem een correcte kennis van diens prediking uiteraard vrij problematisch maakte. Die kennis kon enkel beperkt en vertekend zijn geweest. In zijn latere brieven zijn overigens opvallend weinig citaten van woorden van Jezus te bekennen. Ook na zijn opzienbarende bekering, jaren na de kruisiging, is volgens de bestaande getuigenissen zijn relatie met de volgelingen van Jezus bezwaarlijk harmonisch te noemen. Een uitgesproken eigenzinnigheid kan hem inderdaad niet worden ontzegd. Zo was zijn interesse voor de in vlees en bloed levende Jezus zelfs totaal marginaal. Zijn aandacht ging vooral naar de gekruisigde en verrezen Christus, in wie hij een goddelijke Messias erkende. Het is overigens opmerkelijk dat, onder de canonische evangeliën, enkel de Johannestraditie hem in die onorthodoxe en gedurfde visie is gevolgd.
Ten aanzien van een door het toenmalige joodse geloof vertekende perceptie van het onderricht van Jezus en de onvermijdelijke verweving van werkelijkheid en verbeelding die hiervan het gevolg is geweest, zou dus elke nieuwe informatie als een welgekomen geschenk moeten worden onthaald. Toch blijkt dit niet zo te zijn… Onze gevoeligheid voor wonderlijke en geruststellende verhalen is nu eenmaal zoveel groter dan de mentale bereidheid een nieuwe getuigenis van een uitzonderlijke boodschap sereen onder ogen te zien. Want eens een verhaal als ‘heilig’ wordt ingekleurd, is zijn waarde onbespreekbaar geworden! De specifieke interpretatie die aan de aanwezigheid van Jezus werd toegekend door hen die zich als zijn ‘spirituele’ erfgenamen beschouwden, heeft ondanks een weinig glorieuze geschiedenis de tand des tijds opmerkelijk doorstaan. Een prestatie die nog steeds door de kerkelijke overheid wordt aanzien als een bevestiging van haar goddelijke missie, waarvan de inhoud onherroepelijk vastligt. Hier hoort geen jota aan gewijzigd te worden! Elke nieuwe getuigenis ervaart zij daarom als een potentiële bedreiging voor haar geloofwaardigheid. Van die defensieve ingesteldheid getuigt ook haar weinig constructieve houding bij het onderzoek naar de Dode Zee rollen.
Bovendien werd Jezus door de eeuwen heen als zoon van God in talrijke lokale religieuze tradities geïntegreerd. De verhalen omtrent zijn persoon en zijn moeder hebben wereldwijd, met dank aan westerse zendelingen, een bijzondere fascinatie gewekt, die aanleiding gaf tot een indrukwekkende verscheidenheid aan belevingen. De tijd dat existentiële inzichten door een centrale overheid kunnen worden gestuurd, lijkt inderdaad stilaan tot het verleden te behoren. Ook het islamitische geloof getuigt van die evolutie. Vrijheid van denken behoort nu eenmaal tot onze universeel erkende waarden. Ooit was het anders… Die vrijheid bevrijdt de mens echter niet van de verantwoordelijkheid aan zijn aanwezigheid hier en nu een verantwoorde invulling te geven. Want vrijheid is slechts waardevol indien zij resulteert in verantwoordelijkheid. Dit geldt zowel ten aanzien van onszelf als van onze verbondenheid én met onze medemensen én met de ganse natuur. En verbondenheid is ook de grondbetekenis van religie… Omdat religieuze belevingsvormen zijn ontstaan uit behoeften binnen een menselijke samenleving, kunnen zij niet worden losgezien van de realiteit waarin mensen leefden. In wezen horen realisme en religie bij elkaar als de kip en het ei!
Religie beschouwen als een verbondenheid met bovennatuurlijke krachten, godheden of een unieke God is nochtans de meest gangbare betekenis die eraan wordt toegekend. Hoewel elke visie op die verbondenheid de vrucht is van wat leefde binnen een specifieke samenleving, is ieder levend wezen, waar ook ter wereld, van zijn of haar conceptie tot de dood onderworpen aan eenzelfde levenswet. Of we aan die wet een goddelijke origine toekennen of niet, de werkelijkheid is wat zij is: een leven waarvan verbondenheid en een creatieve symbiose de voornaamste kenmerken zijn. Dit geldt zowel voor alle celletjes binnenin ons lichaam als voor alle levende wezens en de ganse natuur. In het evangelie van Thomas getuigt de kennis of gnosis – het Griekse woord voor kennis – van Jezus van een onverstoorbaar realisme, waarin geen ruimte is voor fantasierijke verhalen waar anderen zo graag mee uitpakken. Men zou dit evangelie een allegaartje van realistische beschouwingen kunnen noemen, een pragmatische kijk op het leven, maar vooral op het buitengewone potentieel dat erin verscholen ligt en we zelf te ontdekken hebben. Zijn onderricht is geen wetenschappelijke analyse maar een belevingsobservatie, die een uitnodiging inhoudt zelf een antwoord te zoeken op de vraag naar de finaliteit van wat ons hier en nu ter beschikking staat. Het mag evenwel duidelijk zijn dat dit antwoord niet zomaar voor de hand liggend is, maar een persoonlijke zoektocht vereist die moet leiden tot een juistere zelfkennis en een adequaat bewustzijn van onze opdracht als mens. In dit leven horen we dus zelf onze betrokkenheid in een bestaande levensorde te erkennen, te begrijpen en te beleven. In zijn onderricht ligt de traditionele religieuze dimensie uitsluitend in de erkenning van een transcendente bron van die ordelijkheid, die hij als een inspirerende vader in beeld brengt. Openstaan voor zijn inspiratie, de pneuma of Geest, is een opdracht die de kwaliteit van elke beleving conditioneert. En, waaruit we zijn ontstaan daarheen zullen we ook terugkeren, waar het begin is daar zal ook het einde zijn…
Tijd en ruimte vormen het relatieve kader waarbinnen dit leven zich ontwikkelt. Een evolutie die onlosmakelijk verbonden is met de aanwezigheid van een uiterst subtiele energie, die tegengestelde krachten tot complementaire en creatieve componenten verenigt. Die présence is het waar ieder celletje in de natuur en in ons eigen lichaam naar luistert. Haar natuur is evenwel door een menselijke intelligentie niet te bevatten. En, wanneer kennis niet beschikbaar is, ontstaat een vacuüm waarin verbeelding de wet dicteert. Dit is de voedingsbodem waarin godsdiensten zijn ontstaan en waarin zij nog steeds gedijen. Een correct inzicht in onze religieuze verbondenheid veronderstelt dus in de eerste plaats een realistische kijk op onszelf en op de werkelijkheid waarin we, met een zich voortdurend ontwikkelend bewustzijn, te leven hebben. Dit is de uitnodiging die Jezus richt tot ieder van ons, tot het gaan van een weg van zelfkennis en bewustwording.

Misschien vind je dit ook leuk :

Het verborgen onderricht
review:
*verplichte velden