Tien dagen boule d'amour

Tien dagen boule d'amour

Jean Marie de Smet


EUR 15,90

Formaat: 13,5 X 21,5
Pagina aantal: 220
ISBN: 978-3-99064-235-1
Publicatie datum: 26.06.2018
Acht vrienden hebben voor tien dagen een landhuis gehuurd in het dorpje Boule d’Amour in het zuiden van Frankrijk. Er zijn de bergen, de zee en het zwembad. Maar er is ook de geschiedenis van de katharen die zijn stempel heeft gedrukt op het landschap en de geest van sommige vakantiegangers gaat beheksen.
Tien dagen Boule d’Amour




Jean Marie de Smet



























‘Wat is er tegen de hartstochten? Die zijn toch het enige mooie dat er op aarde bestaat, de bron van de heldenmoed en de geestdrift, van poëzie, muziek, kunst, kortom van alles?’

Gustave Flaubert in MADAME BOVARY



























1. Vrijdag



‘Vakantie is een valse hoer,’ zei Willy terwijl zijn vrouw Hilde in de auto alles in gereedheid bracht om naar het zuiden van Frankrijk te vertrekken. Ze hadden samen met een paar vrienden een landhuis met vijf slaapkamers en twee badkamers gehuurd in de omgeving van Perpignan. Het huis met zwembad, met zicht op de oostelijke Pyreneeën en in de nabijheid van de zee was het eigendom van een gemeenschappelijke vriend die er met zijn minnares had gewoond. Maar toen die vrouw er onder geheimzinnige omstandigheden om het leven kwam was hij er nooit meer teruggekeerd. Hij verhuurde het huis aan vrienden en kennissen en liet het beheer en het onderhoud over aan een herbergier uit het dorp.
‘Wat bedoel je met die wijsheid?’ vroeg zijn vrouw.
‘Wat?’
‘Met die vakantie en die vrouw van lichte zeden.’
‘Een hoer, een valse hoer.’
‘Ja, dat woord.’
‘Ik heb dat ergens gelezen. Waarschijnlijk wordt daarmee bedoeld dat, ja dat… vakantie altijd een vals gevoel is… zoals een hoer ook…’
Hij geraakte niet uit zijn woorden. Hij dacht, vakanties zijn altijd noodlottig. Dat was wat hij eigenlijk wilde zeggen. Hij hield niet van vakanties, niet van die rare hartstochten, hij hield niet van vluchtige geluksgevoelens, niet van al die oppervlakkige gesprekken, van de dode momenten die je in het alledaagse leven te allen prijze wou vermijden. Je keert terug uit vakantie en je bent weer ondergedompeld in de dagelijkse sleur. Hij wist dat Hilde zoiets niet begreep, niet wilde begrijpen.
‘Wat? Ik dacht al dat je d’r niet veel zin in had. Ik wil niet dat je met zo’n lang gezicht op vakantie vertrekt.’
‘Waarom ben je die auto van binnen nu helemaal aan het poetsen?’ zei hij om van onderwerp te veranderen.
‘Omdat het een zwijnenstal is. En omdat hier straks vrienden gaan zitten. Ik zou me doodschamen.’

Het regende al dagen aan één stuk. In het ochtendlicht leek de regen een gordijn van zachte tule waarachter zich een geheimzinnige wereld verborg. De drijfnatte stad was een impressionistisch schilderij van eindeloze plassen en opspattend water. Het trottoir glom als een porseleinen nachtspiegel.
Ze hadden afgesproken voor het huis van Willy en Hilde omdat het de beste uitvalsbasis was om op reis te vertrekken. Niet ver van de autoweg, veel gratis parkeerruimte. Het huis was gelegen in een wijk die in de volksmond het miljoenenkwartier werd genoemd, een plek waar protserige villa’s stonden. Maar het huis van Willy en Hilde zag er eerder bescheiden uit, als met legoblokken in elkaar gezet.
Willy wreef de voorruit van zijn auto schoon. ‘Gaat het ooit ophouden met regenen?’ gromde hij.
‘Voorbij de Loire is het mooi weer,’ zei Hilde.
‘Wie zegt dat?’
‘Ik heb op het internet gekeken. Metéo France zegt dat de zon zal schijnen in Perpignan en omstreken.’
‘Ik hoop het, ik heb geen zin om meer dan duizend kilometer te rijden om in hetzelfde strontweer te zitten.’
Linda, een vriendin van Hilde, arriveerde in haar Porsche Cayenne. Ze knipperde enthousiast met haar lichten. ‘Die heeft er zin in,’ smoezelde Willy.
‘Jij niet? Wil je liever hier blijven? Je zegt het maar.’
‘Poesje, alles is beter dan hier te blijven.’
Hilde liep naar de auto van Linda. Ze omarmden elkaar als twee zussen. Linda had een topje aan waaruit haar borsten elk moment konden ontsnappen als twee ballonnen die naar het luchtruim happen.
‘Je vat nog kou,’ zei Hilde zorgelijk.
‘Regen op mijn huid, wauw,’ schaterde ze. ‘Beter dan zout op mijn huid.’
‘Wil je een regenjasje?’
‘Als ik op vakantie vertrek kan ik alles aan. Regen of geen regen, mijn goede humeur is ijzersterk.’
‘En roestvrij, mag ik hopen,’ grapte Willy. Hij omhelsde haar en drukte haar stevig tegen zich aan.
‘Natasja is er nog niet,’ zei Hilde.
‘Ze is op weg,’ zei Linda. ‘Ik heb een sms’je gekregen. Haar konijn was ontsnapt.’
Mirko, de jongere broer van Linda, lag achterin haar auto te slapen. Door de bewasemde autoramen zag hij eruit als een efebe, lange blonde lokken en getuite lippen die naar de moederborst leken te talen. Het enige wapenfeit in zijn nog jonge leven was dat hij een dichtbundel had uitgegeven die door zelfverklaarde kenners werd bejubeld.
‘Hij zag het niet erg zitten,’ fluisterde Linda. ‘Hij is een echte lamzak. Volgens mij gaat hij de hele vakantie slapen. Zelfs als hij wakker is lijkt hij op een slaapwandelaar.’

Willy wrong een zeemvel uit en legde hem op de hoedenplank.
‘Ik stel voor dat we af en toe eens van plaats wisselen tijdens de reis. Ik wil niet de hele tijd met mijn familie op schoot zitten.’
‘Mag ik bij jou komen zitten?’ vroeg Mirko die even zijn ogen had opengetrokken. ‘In een bestelwagen is meer plaats om te maffen, lijkt me.’
‘Bestelwagen?’ zei Willy. ‘Dat heet een volumewagen tegenwoordig.’
‘We wisselen pas na de eerste halte,’ besliste Hilde.
‘Moeder-overste heeft gesproken.’
Trui, de jongere zus van Hilde, zat een banaan te eten.
‘Mijn zus Trui,’ zei Hilde tegen Mirko. ‘Kennen jullie elkaar?’
Trui, steile rosse haren en ogen die lichtjes uitpuilden, stapte uit de auto en stopte de half opgegeten banaan in een plastic zakje.
‘Ik ben Nusch,’ zei ze. Ze gaf Mirko een hand die eerder soldatesk dan vriendschappelijk was, en haar blik leek meer analyserend dan geïnteresseerd. Ze stapte terug in de auto.
De jonge, ietwat vrouwelijke dichter zwijmelde. Hij was meer dood dan levend om zes uur in de ochtend. ‘Hoe heet ze?’ mompelde hij.
‘Nusch, met een sch achteraan,’ verduidelijkte Willy die aan een sigaret lurkte.
‘Ik dacht dat ze pullover of zo heette?’
‘Haha, dat vind ik facebookgewijs leuk. Ze heet Trui. Nusch is haar schuilnaam. Of haar artiestennaam, als je wil. Mannen vallen eerder voor Nusch dan voor iemand met een truttige naam als Geertrui-Onbevlekt-Ontvangen.’ Hij boog zich samenzweerderig naar Mirko en fluisterde: ‘Heb je die haartjes op haar bovenlip gezien? Te veel testosteron, als je ’t mij vraagt.’
‘Ik heb je niets gevraagd,’ antwoordde Mirko laconiek.
Maar Willy gaf geen krimp. ‘Ik hoop dat ze niet te veel scheten laat in de auto. Dat heb je met die fanatieke vegetariërs. Bruine rijst en linzen, rauwe groenten, en van dat kunstvlees, weet je wel. En hele dagen potjes natuuryoghurt. Volgens mij gaat ze op een dag in een spar veranderen, een spar met heel weinig naalden.’
‘Ik ben ook vegetariër,’ zei Mirko.
‘Geen wonder dat alle mannen bij haar weglopen. Mannen willen een dikke biefstuk tussen hun tanden. Of op zijn minst lamskoteletjes.’
‘Vlees? We zijn toch geen roofdieren.’
‘Trouwens, volgens mij is zij zo lesbisch als de pest.’
‘Ik houd van lesbiennes,’ zei Mirko en kroop terug in de auto van Linda.
‘Rare piechem, die broer van jou,’ zei Willy tegen Linda.

Willy was copywriter. Hij was ooit begonnen aan een studie Germaanse talen omdat hij het gevoel had dat in hem een dichter verscholen zat. Maar de dichter bleek een gewone kruidenier te zijn. Na hier en daar wat baantjes in de verkoop, had hij een communicatiebureau opgericht: Best Communications. Maar die naam bleek niet erg winstgevend, alsof die bedrijfjes, zoals garages, confectieateliers, restaurants e.d., waar hij op mikte niet in de betere communicatie geïnteresseerd waren. Na een paar maanden veranderde hij de naam van zijn bedrijfje in Overall Communications. Maar ook dat sloeg niet aan want hij werd meer en meer aangezocht door plaatselijke slagers en obscure galerijhouders om nog slechtere reclame te maken. Nog later veranderde hij de naam in Tekst!Com. Hij specialiseerde zich in het maken van allerlei magazines die verkapte reclameblaadjes waren. Plots was hij min of meer succesvol. Hij nam zelfs een aantal freelancers in dienst. Maar hij bleef de gefrustreerde schrijver van het onvoltooide meesterwerk. ‘Ik herschrijf stront,’ zei hij meestal als mensen hem vroegen wat zijn beroep was. En met de weinige zelfkennis waarover hij beschikte, voegde hij eraan toe dat hij er betere stront van maakte. In feite deed hij niets anders dan punten en komma’s vervangen in teksten die alleen maar ordinaire verkooppraatjes waren.
Hij zag eruit als een goeddoorvoede hippie van vijftig, lange grijze haren en een pens die hij met modieuze hemden probeerde te camoufleren. Hij droeg een jeans om er jong uit te zien, maar eigenlijk leek hij op een parodie van zichzelf.

Natasja kwam er aan in haar donkerpaarse Fiatje. Op de gladde kasseien leek het autootje eerder te huppelen dan te rijden. Ze claxonneerde alsof ze een of andere rally had gewonnen.
‘Sssst, de buren slapen nog,’ fluisterde Hilde.
‘Eindelijk, vakantie!’ riep ze uit. Toen ze haar lange, slanke benen uit de auto wierp kon Willy de kleur van haar slipje zien. Het had dezelfde kleur als haar auto en haar vingernagels. Een modepop als zij let op alle details, dacht Willy.
Natasja werkte als een soort woordvoerster bij het public relationsbureau van Linda. Maar eigenlijk was ze een veredelde onthaalhostess, secretaresse, sidekick van Linda die tijdens de meetings in binnen- en buitenland de fantasie van veel mannen op hol deed slaan; twee mooie vrouwen die in het opgepepte wereldje van de communicatie dartelden als succesvolle vlinders. Maar eigenlijk was ze de beste vriendin van Linda.
Willy had Natasja al een paar keer vluchtig ontmoet omdat hij soms teksten schreef of herschreef voor het pr-bureau van Linda. Hij herinnerde zich altijd grote, opgemaakte ogen, lippen en de elegantie van een balletdanseres. De manier waarop ze bewoog was adembenemend mooi. Willy probeerde zich iedere keer weer voor te stellen hoe ze er naakt zou uitzien in een smetteloos wit bed en hoe ze kronkelend en wentelend de liefde zou bedrijven.
Natasja was bij Linda komen werken na een mislukt liefdesavontuur in Italië waar ze als celliste werkte bij het operaorkest van Firenze. Daar was ze halsoverkop verliefd geworden op een operazanger, een echte Italiaan, druk pratend, expressieve gebarentaal gebruikend, de keuken van zijn mamma verheerlijkend en overlopend van onuitvoerbare ideeën. Hij wilde meteen een wereldreis met haar maken en samen met haar optreden in alle wereldsteden. Maar Natasja was al blij dat ze nog een jaar in Firenze kon bijtekenen. Ze woonden in een kleine flat in Volterra, niet ver van zijn moeder, en toen hij in de opera van Cleveland in Ohio kon gaan zingen twijfelde hij niet. Hij zwoer dat hij haar eeuwig trouw zou blijven, maar hij antwoordde nooit meer op haar berichtjes. Natasja mailde naar Linda dat ze wanhopig was en dat ze enkel nog troost vond in haar cello. De enige met wie ik echt nog de liefde bedrijf, schreef ze.

Het eerste licht leek de regenwolken te verdrijven. De sereniteit van een ontwakende stad kreeg iets voorwerelds. Het was een lyrisch coloriet van regendruppels, bewasemde ramen, strepen vol glinsterende nattigheid. Alles leek te ademen. De langslapers zouden nooit weet hebben van deze breekbare, sensuele schoonheid. En wie op vakantie vertrok was er blind voor.
‘Wie past op je kinderen?’ vroeg de immer bezorgde Hilde aan Linda.
‘Mijn moeder trekt een paar dagen bij me in. Met Souleya, de kinderoppas. En als Michel terug is van een zakenreis naar China gaat hij voor één keer huisvader spelen.’
‘Michel?’ zei Hilde met iets te veel stemverheffing.
‘Dat heeft hij toch beloofd. Tja, ik houd mijn hart vast.’
‘Kan hij wel een ei bakken?’
‘Ze zullen iedere dag naar een of andere hamburgertent trekken. De kinderen vinden het leuk natuurlijk.’
Natasja parkeerde haar auto op de oprit en haalde er drie koffers uit.
‘Allemaal bikini’s?’ schamperde Willy.
‘Geen bikini’s, geen monokini’s, zelfs helemaal geen kini’s,’ antwoordde Natasja vrolijk.
‘Ho maar, puur natuur.’
‘Willy, we zijn klaar om te vertrekken,’ decreteerde Hilde.
‘Jaja, nog even mijn sigaret oproken.’
Hij deed twee, drie halen tegelijk en gooide zijn nog brandende sigaret weg.
‘Dat moet je in het zuiden niet doen,’ zei Hilde. ‘Met al die bosbranden tegenwoordig. Er staan zware straffen op.’
Willy haalde zijn schouders op. ‘Waar is je broertje Peter? Zit hij weer op het toilet?’
‘Hij heeft altijd diarree als hij ergens naartoe moet. Dat had hij als kind al.’
‘Te veel verwend door zijn moeder.’
‘En daar krijg je zwakke darmen van of zo?’
‘Nee, natuurlijk niet. Maar hij kan nog altijd niet op zijn eigen benen staan.’
‘Willy, please, ga je nu de hele vakantie zitten zeuren over mijn familie? Anders heb ik liever dat je thuisblijft.’
Peter kwam naar buiten. Hij zag er bleek en verfomfaaid uit. Zijn hemd hing uit zijn broek en hij had een baard van drie dagen.
‘Hij heeft twee verschillende sokken aan,’ merkte zijn zus Trui op.
‘Peter, je hebt twee verschillende sokken aan,’ echode Hilde toen hij in de auto stapte.

Misschien vind je dit ook leuk :

Tien dagen boule d'amour

Christiaan Thierens

Het ongebeuren

review:
*verplichte velden