Rare Buren

Rare Buren

Thea van der Wekken


EUR 14,90

Formaat: 13,5 x 21,5
Pagina aantal: 130
ISBN: 978-3-99107-025-2
Publicatie datum: 15.09.2020

Klanten gradering:

4 Sterren
Rare Buren - 04.11.2020
Maria Walta

Wat een kostelijk en leuk verhaal, de bejaardenreis. Ik beleefde de reis weer helemaalopnieuw, en leuk al die mensen die je beschreef, en een leuke plot met die Eugénie.Ik had het gevoel dat je er alles uit kon gooien in dit verhaal. Ben blij dit gelezen te hebben. Dank je nogmaals.

Waar is Maria?



Als ik zo doorga met roken wordt het hier een verschrikkelijk stinkhok, denkt Vinnie. Iedere keer als hij een shaggie rookt, zet hij het tuimelraam op een kier en leunt over de vensterbank. Maar zou je binnen werkelijk geen sigarettenlucht ruiken? Hij weet het niet en het kan hem ook niet zo veel schelen. Het enige waar hij aan kan denken, is de vrouw die hem buiten haar deur heeft gezet, de vrouw van wie hij nog steeds houdt.
Zijn bezittingen kon hij kwijt in twee flinke sporttassen. Intussen heeft hij wat beddengoed, een paar handdoeken en wat servies gekocht. De kamer waar hij verblijft, is tien vierkante meter groot; er staat een bed in, een tafel en een stoel. Het is een kamer op de zevende verdieping van de personeelsflat van het psychiatrisch ziekenhuis waar hij werkt. Als hij uit het raam leunt, ziet hij het gebouw waar hij werkt, collega’s die over het terrein lopen en patiënten die op een bankje zitten of zomaar ergens staan. Er wonen nauwelijks mensen in de flat. De onderste etages zijn in gebruik voor de administratie, een paar kamers dienen als slaapplaats voor artsen die nachtdienst hebben en op een enkele kamer verblijft een patiënt die aan het ‘proefwonen’ is.

Een korte klop op de deur haalt hem uit zijn mijmeringen. Het is Cindy, een van de creatief therapeuten, die hem een bezoek brengt. Hij biedt haar de stoel aan en neemt zelf plaats op het bed.
“Wil je koffie?” vraagt hij.
“Ja, heerlijk,” antwoordt ze.
Hij tapt water bij de wastafel in de hoek achter de deur en zet het koffiezetapparaat in werking.
“Hoe lang zit je hier nu?” wil Cindy weten.
“Een goeie week. Het is al bijna niet vreemd meer, maar ik voel me soms net twintig in plaats van zesendertig. Ooit ben ik op zo’n kot begonnen, in Gent, toen ik daar mijn opleiding deed. Ik voelde me toen de koning te rijk; bij mijn ouders thuis had ik nooit plek voor mezelf en toen ineens een hele kamer voor mij alleen. Maar nu heb ik die tijd wel gehad.”
“Dat begrijp ik,” knikt Cindy, “je hebt een dak boven je hoofd maar dat is het dan ook wel.”
Terwijl ze van de verse koffie genieten, vertelt Vinnie meer over de afgelopen periode.
“Ik ben een oen geweest dat ik het niet heb zien aankomen. Carrie begon er steeds maar weer over dat ze kinderen wilde. Maar ze had er al twee, kleintjes nog, anderhalf en drie jaar oud. Die waren me net zo lief als waren het mijn eigen kinderen. Als er ’s nachts wat was, riepen zo ook vaak om mij. En op mijn vrije dagen stond ik vroeg op om ze ontbijt te geven en in bad te doen. Ze zeiden altijd: ‘Wij hebben gene papa maar wij hebben een Vinnie.’ Voor mij was het genoeg. Maar Carrie wilde nog twee kinderen van mij. Dat durfde ik niet aan. Ze heeft tien maanden geleden borstkanker gekregen. Met een operatie is het gezwel weggehaald en ze moest nog regelmatig voor controle naar de arts en ze zei dat ze zich kerngezond voelde. Maar stel je voor dat het terugkomt! Dan zit ik daar alleen met vier kleine kinderen. Ze begon er steeds weer over, maar ik bleef op mijn standpunt staan.”
“Maar zei ze nooit dat het voor haar een breekpunt was?” vraagt Cindy.
“Nee, nooit,” antwoordt Vinnie terwijl hij zijn paardenstaart opnieuw van een elastiekje voorziet. “Ze ging er ook nooit verder op door, dus ik dacht dat ze het wel geaccepteerd had en het meer uit gewoonte nog al eens vroeg. Maar op een dag kom ik thuis en ze zegt: ‘Over twee dagen moet ge hier weg zijn, kan me niet schelen waarheen.’”
“En waarom dan nu ineens?” wil Cindy weten.
“Ik geloof vast en zeker dat ze iets aan de haak gaat slaan. Een vent die wel wil.”
“Mijn hemel, dus ze heeft gewacht totdat ze een ander op het oog had en al die tijd kon jij mooi voor de kinderen zorgen?” Cindy laat van verbazing haar mond open hangen.
“Dat heb ik met liefde gedaan, onze roosters waren erop afgestemd. Als we eens tegelijk moesten werken kwamen haar ouders oppassen. Maar fraai is het niet.”
“Hoe hebben de kinderen gereageerd?” vraagt Cindy.
Vinnie rolt een shaggie. “Ik ben weggegaan op een avond, toen ze al lagen te slapen. Ik heb ze niets gezegd, dat wilde Carrie niet. Ik mag ze nu ook niet meer zien. Dat doet me net zo veel pijn als het verlies van Carrie.”
“Ongelooflijk, wat een bitch! Arme kinderen, die zullen jou toch wel missen? En als ze straks misschien een andere vent heeft, laat ze die gewoon jouw plaats innemen?”
“Ze is zo bezeten van nog meer kinderen, dus ik denk het wel,” peinst Vinnie, die Cindy nog nauwelijks ziet, maar de beelden van Carrie en de kinderen voor zich ziet. Dan herpakt hij zich. “Kom, we gaan er eens uit,” stelt Vinnie voor. “Buiten roken we er één en dan gaan we in de stad wat eten. Onderweg lopen we nog even een boekhandel in, dan heb ik in mijn vrije uren wat te lezen.”

Ze nemen de trap naar beneden, komen een paar medewerkers van de administratie tegen die verbaasd opkijken en kort groeten.
Eenmaal buiten fleurt Vinnie snel op. Hij neemt een raar loopje aan en houdt zijn mond scheef.
“Ik ben de zoon van Bep van Klaveren!” imiteert hij een patiënt.
“Kom, kom, meneer,” sust Cindy, “niet zo lopen te zwabberen, anders denken de mensen dat u uit het gekkenhuis komt.”


*


Een paar maanden later neemt Vinnie zijn intrek in een tweekamerappartement in de binnenstad. Hij heeft weer een echte slaapkamer en die is ook nog redelijk groot. Behalve zijn bed staat er ook een linnenkast en nog heeft hij ruimte over. De huiskamer kijkt uit op de winkelstraat en omdat het een hoekpand betreft, ook op het straatje richting station.
Vinnie zit vaak voor zijn ramen op eenhoog. Hij kijkt naar al die mensen die langs lopen. Overdag zijn het vooral mensen die winkelen en zo te zien toeristen die de middeleeuwse binnenstad komen bekijken, genieten van de smalle grachtjes en de Nieuwe Kerk willen bezoeken. Aan het eind van de middag komen de forensen; ze lopen gehaast richting station en kijken niet op of om. Soms herkent hij een collega.
’s Avonds kan het luidruchtig zijn. Mensen komen verliefd of aangeschoten en lacherig uit een restaurant. Nog later, vooral van donderdag tot zondag, bevolken studenten de verder lege straten. Ze hebben grote verhalen, fietsen slingerend de hoek om en plassen tegen de gevels.
Maar dat zijn vooral jongens en die interesseren hem niet. Hij kijkt het liefst naar de vrouwen. God, wat lopen er in deze stad veel mooie vrouwen! De vrouwen in rokjes zijn de mooiste. Die met hakken en fraaie panty’s kijkt hij na tot zijn nek er pijn van gaat doen. Bij iedere wat gezette blonde vrouw krijgt hij een sprankje hoop: zou het Carrie zijn? Maar ze is het nooit. Soms houdt hij zijn adem in. Is ze het? Maar als hij dan een glimp van haar gezicht ziet, dooft het vlammetje in zijn hart. Wat niet dooft is zijn erectie. Twee of drie die op haar lijken zijn al genoeg om de erectie te laten beginnen. Soms ziet hij zoveel mooie vrouwen in een paar uur dat hij de rits van zijn spijkerbroek open moet maken. Steeds vaker komt het voor dat hij al zittend voor het raam zichzelf bevredigt. Zijn onderlijf is vanaf de straat niet te zien en er kijkt ook zelden iemand omhoog.
Deze avond toevallig wel. Net als hij zich focust op een vrouw die erg op Carrie lijkt, maar waarvan hij al gezien heeft dat ze het niet is, kijkt ze omhoog. Nu houdt hij het niet meer. Zijn warme zaad loopt in zijn hand en zijn mond opent zich met een zwakke kreun. De vrouw werpt een verbaasde blik op hem, maar houdt haar pas niet in. Ze verdwijnt om de hoek. Vinnie kijkt haar niet na; onbeweeglijk blijft hij zitten op zijn vaste stek.
Na een paar minuten herpakt hij zich. Hoe lang zou het nog duren voordat Carrie uit zijn gedachten verdwijnt? Ze heeft nooit meer iets van zich laten horen. Soms ziet hij haar als hij aan het werk is. Ze draait diensten als nachthoofd en zou zijn afdeling ook moeten controleren. Maar ze slaat zijn afdeling gewoon over als hij nachtdienst heeft. Vinnie weet niet of hij daar boos of blij om moet zijn. Aan de ene kant is hij opgelucht dat hij de directe confrontatie kan ontlopen, hij zou zich geen houding weten te geven. Aan de andere kant doet haar handelen hem pijn. Was hij niet meer dan een zaadmachine, nodig om haar nog meer kinderen te geven?
Hij staat op en gaat zich wassen bij het fonteintje van het toilet. Voor de gezamenlijke badkamer moet hij de gang van de etage op en daar heeft hij nu geen zin in. Zijn zaadmachine doet het in ieder geval nog prima.

*


In de winter die volgt worden veel mensen geveld door een gemene griep. Ze hebben hoge koorts, liggen dagenlang op bed en hebben nog weken nodig om te herstellen. Ook Cindy moet eraan geloven.
Als ze weer een beetje op de been is, komt Vinnie bij haar langs. Hij heeft beloofd om te koken. Het is haar gelukt om zelf de boodschappen te halen. In haar keuken bereidt hij aardappelpuree, worteltjes en gekookte vis met een witte saus.
Tijdens het eten praten ze elkaar bij.
“Vorige week had ik een collega op bezoek, een vrouw, allee, meer nog een meisje eigenlijk. Een leuke meid met een gezellige babbel. Ze was alleen niet erg gekleed op de kou. Ze had een kort rokje aan en een truitje met een wijde hals zodat haar schouders bijna bloot waren. Niet dat ik het erg vind, hoor. Ik zie wel graag een schoon stukje vrouwenvlees, maar ze zat maar te bibberen. Uiteindelijk heb ik de verwarming maar hoger gedraaid.” Vinnie grijnst bij de herinnering.
Cindy stopt even met kauwen, slikt haar vis door. “Je hebt ze toch nog wel allemaal op een rijtje, hè, Vin? Vindt ze je leuk? Komt ze wel vaker langs?”
“Nee, dit was de eerste keer. Op het werk heb ik haar wel gesproken en dan zocht ze mijn aandacht wel.”
“Vinnie, Vinnie, als een vrouw voor het eerst bij je langskomt in zulke kleding, dan betekent dat wat. Dan wil ze zich laten zien. En als ze steeds aangeeft dat ze het koud heeft dan is dat een aanmoediging.”
“Ja? Denk je? Wat had ik dan moeten doen?”
“Vind je haar leuk of niet?”
“Ah ja, leuk wel. Ik ben niet verliefd op haar, maar ze is zeker leuk.”
“Misschien had je haar een trui moeten geven en na het eten samen op de bank moeten gaan zitten en eens kijken hoe ze reageerde als je wat dichter naar haar toe kroop.”
Vinnie lepelt wat saus van zijn bord en lacht verlegen. “Ik durf dat zo goed niet meer. Zulke dingen, dat is al weer wat langer geleden. En zo na die affaire met Carrie…”
“Zie je die nog wel eens?”
“Bijna nooit meer. Maar zo’n ziekenhuis is net een dorp. Als de mensen wat weten, vertellen ze het aan iedereen. Zo heb ik gehoord dat ze alweer een ander heeft. Iemand die als oproepkracht in het ziekenhuis werkt. Een Surinamer, heb ik gehoord.”
Cindy kauwt op een worteltje en kijkt hem bedachtzaam aan. Al met al ziet hij er beter uit dan een half jaar geleden. Iets voller in zijn gezicht en beter verzorgd ook.
“Hard hoor,” zegt ze. “Weet die Surinamer wel wat er van hem verwacht wordt?”
“Dat zal wel niet.” Hij slaat zich bulderend op zijn knie. “’t Is gewoon een zwarte zaadmachine, meer niet!”
“Tijd voor koffie,” vindt Cindy. “En vertel me dan eens iets meer over dat meisje. Ken ik haar? Op welke afdeling werkt ze? Heeft ze een naam?”

4 Sterren
Rare Buren - 04.11.2020
Maria Walta

Wat een kostelijk en leuk verhaal, de bejaardenreis. Ik beleefde de reis weer helemaalopnieuw, en leuk al die mensen die je beschreef, en een leuke plot met die Eugénie.Ik had het gevoel dat je er alles uit kon gooien in dit verhaal. Ben blij dit gelezen te hebben. Dank je nogmaals.

Misschien vind je dit ook leuk :

Rare Buren

Nel Verkaik-Morsch

De rivier spreekt

review:
*verplichte velden