monopoly in de sneeuw

monopoly in de sneeuw

Leo van der Weele


EUR 14,90

Formaat: 13,5 x 21,5
Pagina aantal: 100
ISBN: 978-3-99064-997-8
Publicatie datum: 14.07.2020
Twee mannen en een vrouw stranden in de sneeuw in Noord-Groningen. Ze vinden onderdak bij Lieke. Daar vertellen de vier elkaar hun levensgeschiedenis. Met Monopoly in de sneeuw geeft Leo van der Weele een boeiend inkijkje in hun levens, werk en idealen.
Hoofdstuk 1

Karin benutte de kerstvakantie om haar oude vriendin Nelleke in Roodeschool te bezoeken. Ze kenden elkaar al van de middelbare school in Overveen en hadden daarna altijd contact gehouden. Nelleke was haar vriend, die in de Eemshaven werkte, naar het noorden gevolgd, terwijl Karin in de omgeving van Haarlem was gebleven. Het contact ging door de grote afstand en een druk bestaan vooral telefonisch of via internet. Maar ondanks de grote afstand Haarlem-Roodeschool kwamen ze ook wel bij elkaar. Vooral Nelleke ging graag naar Karin toe om weer even in de omgeving waarin ze was opgegroeid te zijn. En nu was het de beurt aan Karin om op bezoek te gaan, ondanks het winterse weer.

Het samenzijn was ouderwets gezellig geweest. Naast het ‘hoe is het ermee, nog wat bijzonders beleefd de laatste tijd?’ werden alle oude vrienden en relaties natuurlijk uitgebreid besproken en vaak beroddeld. Omdat veel van hun schoolgenoten in de buurt waren blijven hangen, wist Karin wat meer nieuwtjes. Zo duurde de lunch urenlang. Ook werd er veel gelachen bij vrolijke herinneringen.

In de loop van de middag begon het enorm te sneeuwen. Er was wel sneeuw voorspeld, maar niet in zo’n grote hoeveelheid. Binnen de kortste tijd waren de straten volkomen wit. Karin maakte zich ongerust of de treinen wel op tijd zouden lopen en nam vroeg afscheid. Ze baggerde mopperend op de sneeuw naar het station en ging in het kleine wachthokje zitten. Als het goed was, zou de trein naar Groningen over een kwartier vertrekken. Daarna moest ze nog naar Haarlem, maar dat was zo´n belangrijke verbinding dat dat wel goed zou komen, veronderstelde ze.

Rob bracht zijn nichtje Marieke voor een korte vakantie naar haar tante Femke in Roodeschool. Haar moeder zou het doen, maar die moest plotseling op reis. Rob had vakantie en toch niets bijzonders te doen en nam daarom het wegbrengen op zich. Hij vond het best gezellig op stap te zijn met zijn tienernicht die enthousiast vertelde over school, kleren, jongens, uitgaan, popmuziek en andere voor een dertienjarige belangrijke zaken.

Tante Femke ontving ze hartelijk met koffie, frisdrank en een gebakje. Daarna presenteerde ze een uitgebreide lunch met, heel feestelijk, zelfgemaakte kroketten. De familiezaken werden doorgenomen. En natuurlijk de dingen die belangrijk zijn voor een dertienjarige. Het viel Rob op dat Femke, die een stuk ouder was dan hij, dat beter kon volgen dan hij.

Toen de sneeuw heviger werd en de weervrouw code rood gaf, besloot Rob tijdig op te stappen. Groningen was dan wel niet zo ver, maar het spoor had hier in het noorden toch vaak last van de sneeuw. Hij liep het kleine stukje naar het station. Daar aangekomen trof hij Karin, als enige wachtende op de trein. Er was niemand van de spoorwegen te zien.
"Dag mevrouw. Bepaald niet druk, er is in de trein vast wel plaats voor ons," merkte hij ironisch op.
"Als de trein maar komt. Ik maak me daarover best ongerust," antwoordde Karin zorgelijk.

Koos was met de auto naar Roodeschool gegaan, waar hij zijn zieke collega rechter Hans Bergman bezocht.
"Wat woon jij landelijk, zeg. Dan is mijn woonplaats Assen een wereldstad."
"Klein, afgelegen, maar daardoor wel heerlijk rustig. Toen er vorig jaar zoveel sneeuw lag, kon ik niet weg komen en had ik een heerlijk extra stukje vakantie."
Het ging niet goed met Bergman. Hij bleek een bijzonder slechte nierfunctie te hebben, hadden ze in het ziekenhuis na een uitgebreid onderzoek geconstateerd. Dialyse was nog net niet nodig, maar het moest niet slechter worden. Bovendien vreesde hij dat er kanker achter vandaan zou komen. Hiernaar werd nog nader onderzoek gedaan. De ziekte, de prognose ervan en de consequenties werden uitgebreid besproken. Bergman was erg somber. Hij zei dat de kwaliteit van leven voor hem belangrijker was dan de duur. Als de behandeling te zwaar zou worden, zou het best kunnen zijn dat hij die zou weigeren. Waarom zou je akelige behandelingen ondergaan als je daarmee maar weinig of geen winst zou behalen?
Het was duidelijk dat Bergman voorlopig zijn werk niet zou kunnen hervatten. Koos zou de situatie doorgeven aan de afdeling die zou moeten bepalen hoe Bergman voorlopig moest worden vervangen. Daarna spraken ze nog over diverse actuele, juridische zaken en de politiek. De politiek ergerde beiden hevig vanwege de partijdiscipline en het daardoor in de tweede kamer ontbreken van het debat.
De middag vloog om. "Ik moet maar eens gaan," zei Koos, "voordat we ingesneeuwd raken, zoals jij vorig jaar. Het was gezellig en we hadden een goed, open gesprek, vind ik. Hoewel ik je graag beterschap zou toewensen, is sterkte misschien meer op zijn plaats. Ik kom gauw weer eens bijpraten. Geef je een seintje als ik wat voor je kan doen?"
Koos stapte in zijn auto en ploegde door de verse sneeuw richting stad.

"Nog geen trein en hij had al zo’n tien minuten geleden moeten aankomen," mopperde Karin.
"Hij komt vast wel," probeerde Rob haar gerust te stellen. "Het is met die sneeuw geen wonder dat hij vertraagd is. Op deze route is vertraging trouwens helaas niet ongebruikelijk. Het is vaak slecht weer en zo nu en dan loopt er een koe op het spoor."
"Komt u hier uit de buurt?" vroeg Karin.
"Ja, uit de stad. En u, als ik vragen mag?"
"Ik kom uit Haarlem, dus moet ik straks nog verder dan Groningen. Ik hou mijn hart vast na dit begin. Die vervelende sneeuw ook."
"Nou, Groningen is een grote stad. Daar vindt u wel een hotel als er geen trein meer gaat."
"Dat zal best. Maar eerst maar zien of ik in Groningen kom."

Zwijgend stonden ze nog een kwartier te blauwbekken.
"Ik zie het niet meer zitten. Maar wat te doen? Er is ook niemand die we wat kunnen vragen," verzuchtte Karin.
"Nee, ik vrees ook dat we geen trein meer zullen zien. Zullen we kijken of er in de buurt een restaurant of zo is, waar ze ons informatie kunnen geven? En we ons kunnen opwarmen en wat drinken of eten," stelde Rob voor.
"Ja, ik vrees dat er niets anders op zit. Ik zal me even voorstellen. Karin van der Harst."
"Rob Laan."
Ze liepen het stationnetje uit. Er kwam een auto aan, waarop ze met oversteken moesten wachten. Maar de auto stopte bij hen.
"Gestrand?" vroeg Koos. "Ik ben bang dat u geen trein meer zult zien. Op de autoradio hoorde ik dat de zaak hier in Noord-Groningen volkomen vast zit. Code rood en een dringend advies om niet de weg op te gaan."
"Ja, in dat geval moet de conclusie wel zijn dat we gestrand zijn," reageerde Rob. "Dan zullen we onderdak moeten zoeken, hier in Roodeschool. Dat zal niet meevallen. Of is Roodeschool groter dan ik denk?"
"Ik kan u wel helpen, in ieder geval gedeeltelijk. Ik moet naar Assen via Groningen en u kunt wel met me meerijden tot de stad. Daar kunt u verder reizen als er vandaar nog treinen gaan of indien noodzakelijk of gewenst onderdak vinden. En misschien woont u er zelfs, dan bent u meteen klaar."
"Nou heel graag, als ik u niet ontrief," riepen Karin en Rob in koor.
Koos opende de portieren voor hen en ze stapten in. Ze stelden zich aan elkaar voor.
Slippend door de sneeuw reed Koos weg.

"Waar moeten jullie heen?" vroeg Koos.
"Ik moet naar de stad en Karin moet nog door naar Haarlem," antwoordde Rob.
"O, jullie horen dus niet bij elkaar."
"Nee, we hebben elkaar zojuist leren kennen op het station Roodeschool, of all places," vertelde Karin.
"Voor de reis naar Haarlem hou ik mijn hart vast. Maar Groningen heeft een hoop hotels. Ik breng je daar wel naar toe. Als je tenminste een hotel wilt."
"Als er geen trein meer rijdt, heb ik natuurlijk geen keus. Graag dus," reageerde Karin.
"En waar moet jij zijn, Rob? Je heet toch Rob, hè."
"Ja, het is Rob. Ik woon aan de Praediniussingel. Dus vlak bij het station.”

Koos concentreerde zich weer op het rijden. Het viel niet mee. Er lag al heel veel sneeuw en het zicht werd ernstig belemmerd door de sneeuw tegen de voorruit. Rob, die voorin zat, hielp bij het uitkijken. Gelukkig was er helemaal geen verkeer. De mensen hadden het advies thuis te blijven duidelijk opgevolgd. Langzaam rijdend passeerden ze het dorp Uithuizermeeden. Vlak daarna gebeurde het. Koos ontweek een op de weg staande kar en slipte. Hij kwam tot stilstand tegen een hek. Gelukkig was de botsing heel zacht. Maar de motor sloeg af.
"Brrr, dat loopt nog net goed af," zuchtte Koos.
Hij startte de motor weer. Behalve het slepende geluid van de startmotor, gebeurde er niets.
"Misschien moet hij even bijkomen. Ik probeer het zo weer," merkte Koos rustig op.
Maar de motor bleef weigeren.
"Nu hebben we best een probleem," bromde Koos.
"Zullen we hem aanduwen?" bood Rob aan.
"Tja, we hebben weinig keus. Laten we het maar proberen," zei Koos.
Karin ging achter het stuur zitten en de heren begonnen te duwen. Ze hadden echter totaal geen grip op de besneeuwde grond en het enige resultaat was dat ze weggleden. Ook met zijn drieën duwen, hielp ze geen centimeter verder.
"Hopeloos. We gaan maar weer in de auto zitten om te overleggen wat we nu moeten doen," stelde Koos voor.

Lieke was net als elke dag al vroeg begonnen met haar werk voor de thuiszorg. Op haar fiets ging ze haar cliënten af, die op de route van deze dag allemaal in Uithuizermeeden zelf woonden. De eerste cliënt was een oude dame die moest worden geholpen met wassen, aankleden, opstaan en het innemen van haar medicijnen. De tweede was een jonge man die na een motorongeluk vrijwel niets zelf kon doen. Ook hij werd geholpen met de dagelijkse wasbeurt. Verder moest de katheterzak worden verwisseld. Daarna maakte Lieke nog iemand klaar voor een bezoek aan het revalidatiecentrum.

Misschien vind je dit ook leuk :

monopoly in de sneeuw

Marieke Nillesen

Verloren in de Viller Mühle

Meer boeken van deze auteur

monopoly in de sneeuw

Leo van der Weele

Terug in Oaxaca

review:
*verplichte velden