De rivier spreekt

De rivier spreekt

Nel Verkaik-Morsch


EUR 28,90

Formaat: 13,5 x 21,5 cm
Pagina aantal: 738
ISBN: 978-3-99131-356-4
Publicatie datum: 29.09.2022
De rivier spreekt is een fictieve roman die je pas weg wilt leggen als je de laatste bladzijde hebt gelezen. Avonturen en romantiek in het leven van een jonge, indiaanse vrouw. Realistisch geschreven; het zou zomaar echt gebeurd kunnen zijn.
Voor

Daantje, Melle en Yeray

Laat onze liefde en de liefde tussen
alle grootmoeders en kleinkinderen,
zich verspreiden over de wereld.



Hoofdstuk 1
De wortels

Djoeta trekt de warme bizonhuid verder over zich heen. Buiten giert de wind om de tipi en aan haar witte adem ziet ze dat het koud is. Gelukkig had ze naar haar vader geluisterd, toen hij haar gisteren had gewaarschuwd:
”Djoeta,” had hij gezegd, ”zorg dat voor de nacht de tipi goed dicht is. De nachten zijn nog verraderlijk koud, het is nog geen zomer.”
Djoeta had zich niet voor kunnen stellen, dat het die nacht zoveel kouder zou worden. Maar ze was trots een opdracht van haar vader te krijgen en ze deed graag klusjes voor hem.
Ze had extra veel aarde tegen de onderkant van de tipi gegooid en dat met water uit de rivier nat gemaakt. De leemachtige grond was hard geworden, daardoor zijn ze nu beschermd tegen de snijdende wind.
Ondanks dat Djoeta geen zin heeft om op te staan, is ze klaarwakker en heeft ze alle tijd om de slapende mensen in de tipi te observeren. Ze kijkt naar haar oudere broers die niet samen op één brits wilde slapen. Daarom was Danju anders om gaan liggen. Ze moet erom grinniken omdat hij nu met zijn neus boven de tenen van Xintra ligt te slapen. Ze luistert naar het gesnurk van haar vader en ze kijkt naar haar kleine zusje dat met haar hoofdje op en neer deint omdat ze tegen de boezem van moeder aanligt. Moeders boezem is deze winter evenals haar buik veel dikker geworden, haar ademhaling gaat ook zwaarder. Djoeta had zich zorgen gemaakt, maar toen ze haar zorg had uitgesproken tegen haar grootvader was ze gerustgesteld. Haar grootvader had verteld dat moeder gezond was en dat, voordat de eerstkomende zomer voorbij was, haar buik weer weg zou zijn en Djoeta waarschijnlijk veel zou begrijpen. Djoeta luistert graag naar haar Tata – wat Opa betekent – ze houdt erg veel van hem. Nu ze aan hem denkt, heeft ze opeens zin om op te staan.
Ze slaat de bizonhuid goed om zich heen, bindt hem vast zoals moeder haar heeft geleerd en knoopt de leren kibboets om haar voeten. Ze kruipt naar buiten. Even rilt ze door de koude wind die in haar gezicht blaast, maar al gauw is ze eraan gewend en begint ze het prettig te vinden. Ze loopt snel naar de tipi van haar Tata, om te kijken of daar de tipi goed dicht gebleven is. Gelukkig is dat het geval, alleen heeft de wind veel zand voor de ingang geblazen, zodat Tata onmogelijk uit zijn tipi kan komen.
Ze begint met haar handen het zand weg te graven en dat is zelfs voor Djoeta, die toch al acht zomers heeft meegemaakt, een hele klus.
”Ben jij daar, Djoeta?” roept de stamoudste vanuit de tipi. ”Ai Tata, ik heb u bevrijd, want de wind heeft uw tipi dichtgeblazen.” De stamoudste lacht en zegt: ”Gelukkig maar dat ik jou heb, je wordt al een echte squaw.”
Terwijl Djoeta haar donkere, kastanjebruine haren uit haar gezicht veegt, zegt ze: ”Nee Tata, ik word geen squaw, ik word een dappere krijger.”
”Lieve Djoeta, je wordt een squaw of je nu wilt of niet, maar één ding is zeker, dapper ben je al.”
Djoeta is vastbesloten om een krijger te worden en geen squaw. Ze is vaak jaloers op haar broers die soms met vader mee mogen jagen en zodra ze tien zomers hebben meegemaakt mee mogen met de krijgers voor de grote jacht.
Djoeta niet, die moet bij moeder blijven om te leren hoe ze een goede squaw wordt en dat is zonde van de tijd, want ze wil geen squaw worden. Grootvader lacht vertederend. Hij kijkt naar haar fijne gezicht, haar levendige donkere ogen en naar de wangen die nog warm zijn van het graven. Hij denkt: hoe is het mogelijk dat zo’n kleine squaw van nog geen negen zomers zoveel vastberadenheid kan uitstralen?
Hij is blij dat Djoeta, zo vaak bij hem komt. Niet alleen omdat ze hem zoveel werk uit handen neemt, want dat was evengoed wel gebeurd. Dat is de gewoonte bij de stam, de jongsten helpen de alleroudsten. Maar omdat hij erg graag in Djoeta’s gezelschap is, ze spreken als het ware dezelfde taal. Alle stamgenoten hebben veel bewondering voor de stamoudste. Omdat hij een dappere krijger was en omdat er vele succesvolle jachten onder zijn leiding zijn geweest. Maar ondanks het grote respect verloren ze toch de interesse in hem. Wat hij kan begrijpen; hij is tenslotte een oude man. Hij geniet van zijn rust, is graag alleen bij de rivier en de waterval en dus graag samen met zijn dappere Djoeta.
Net zoals deze morgen. Hij heeft een vuur gemaakt van het hout en de dennenappels die Djoeta gisteren heeft verzameld. Ze warmen de maïspap en eten zonder te spreken. Stil zitten ze bij elkaar, terwijl de geur van de dennenappels de rest van de stam doet ontwaken.
Ondanks dat de nachten nog bitterkoud zijn, komt het voorjaar naderbij. De zon verwarmt de aarde overdag. Soms krijg je het idee dat de winter voorbij is en dan opeens kan de koude toeslaan. Djoeta had haar vader met de stamoudste horen praten. Vader maakte zich zorgen over de voedselvoorraad, de winter duurde erg lang dit jaar. Het werd tijd dat ze op bizonjacht gingen en dat de squaws weer gingen werken op de akkers.
De stemming werd er niet beter op. De stamleden klaagden over honger en de weerstand werd met de dag slechter, steeds meer kleintjes hadden last van hoesten. Djoeta had een zorgelijk gezicht gezien bij vader, toen zij hem hierover met haar Tata hoorde praten. Daarom heeft ze een plan. Ze gaat naar moeder en vraagt of ze bij de rivier mag spelen en of ze lang weg mag blijven vandaag. ”Wat wil je dan zo lang bij de rivier doen?” vraagt moeder lachend. Djoeta antwoordt: ”Ik ga naar de waterval en als je goed luistert, kun je hem horen zingen, heeft Tata gezegd.” Dat laatste is geen leugen, het is alleen niet de reden dat Djoeta weg wil.
Moeder strijkt haar door haar donkere haren. ”Vooruit,” zegt ze glimlachend, ”omdat je de tipi’s zo goed hebt dichtgemaakt. Zorg ervoor dat je terug bent voordat de zon achter de dennenbomen verdwijnt.”
”Goed moeder, ik zal op tijd terug zijn.” Snel slaat ze haar armen om moeder heen en gaat op pad. Ze neemt de twee grootste waterzakken mee die ze kan vinden, want ze is helemaal niet van plan om naar de rivier te gaan luisteren, ook al doet ze dat anders graag; nu heeft ze een ander plan. Toen ze op een dag toen het hard vroor, bij de rivier speelde, had ze een stuk grond ontdekt dat beschut lag tussen rotsen. Toen ze er was gaan zitten om uit te rusten, merkte ze dat de wind er niet kon komen en de zon wel. Ondanks de kou was het op dat plekje zo luw geweest dat de grond nauwelijks bevroren was. Ze had er moeiteloos een soort wortel uit de grond getrokken. Uit nieuwsgierigheid had ze een stuk van de wortel gegeten. Omdat hij nauwelijks naar iets smaakte, had ze de wortels laten staan. Ze had er geen buikpijn van gekregen en nu er honger heerste in het dorp wilde ze op zoek gaan naar de wortels en haar vader verrassen. Zo snel haar voeten haar kunnen dragen, gaat ze langs de rivier op weg. Als ze langs de waterval komt, kan ze de verleiding om te luisteren weerstaan, want vandaag heeft ze een ander doel. Ze wil de wortels vinden en haar vader daar vanavond mee verrassen. Ze weet goed de weg, want van heel kleins af aan komt ze hier met haar Tata, ze zijn graag samen langs de rivier. Alleen weet ze niet zeker of ze de plek met de wortels weer kan vinden, want die is ze nog maar één keer tegengekomen. Het is namelijk dicht bij het smalste stuk van de rivier en daar mag ze niet komen. Omdat er een kans is dat bij het smalste stuk de blanke mens je zou kunnen zien. De indianen bewonen deze kant van de rivier en de blanken wonen aan de andere kant veel verder weg. Het kan gebeuren dat wanneer een blanke langs de rivier zou reizen, hij je bij het smalste stuk van de rivier zou zien. En daarom was het verboden daar te komen. Door gebrek aan voedsel en uit angst voor de Bodaway’s, heeft de stam waarin Djoeta leeft in de loop der jaren hun kamp steeds dichter naar de blanken toe opgeslagen.
De Bodaway’s – wat vuurmakers betekent – is een zeer gewelddadige stam, die het alleenrecht van de bergen wil veroveren.
Warm geworden van het lopen, bereikt Djoeta de plaats waar het ongeveer moet zijn. Omdat de rivier hier al behoorlijk smal is, gaat ze langzamer lopen om geen geluid te maken. Ondertussen zoekt ze naar de rotsen waartussen de wortels groeien. Juist wanneer ze meent ze te herkennen, ziet ze Mavros bij de rivier. Mavros is een lid van dezelfde stam als Djoeta, dus eigenlijk niet iemand om bang voor te zijn. Toch krijgt ze onmiddellijk een bonkend hart; ze is bang voor Mavros en ze vindt het absoluut niet prettig om hier met hem alleen te zijn. Het komt niet omdat hij groot en sterk is, maar hij kijkt altijd op zo’n merkwaardige manier naar haar en dan streelt hij haar wang met zo’n vreemde grijns op zijn gezicht. Ze heeft al eens met Tata over de angst voor hem gesproken, eigenlijk had ze een standje van hem verwacht omdat ze over hem oordeelde zonder dat ze daar echt een reden voor had, maar de stamoudste had haar heel serieus genomen en gezegd dat ze dat gevoel van onbehagen moest vertrouwen. En zolang het alleen een gevoel was en hij niets verkeerd had gedaan, ze niet over hem moest oordelen maar wel naar haar gevoel moest luisteren door bij hem uit de buurt te blijven, zeker wanneer ze alleen was. En nu ze zover van huis is, staat ze bijna oog in oog met hem. Snel duikt ze weg in de struiken. Mavros lijkt haar gehoord te hebben. Hij kijkt achterom en tuurt de omgeving af. Gelukkig, hij heeft Djoeta niet gezien. Ze blijft stil zitten, in de hoop dat hij snel weg zal gaan. Maar helaas, Mavros lijkt helemaal niet van plan weg te gaan; hij loopt heen en weer te ijsberen en kijkt naar de overkant van de rivier, het is alsof hij op iemand wacht. Djoeta krijgt kramp in haar benen en er lopen stekende mieren over haar voeten; toch durft ze voor geen goud tevoorschijn te komen. Het lijkt eindeloos lang te duren. Dan denkt ze aan wat Tata haar geleerd heeft, ze stopt met angstige gedachten als ”Hoelang houd ik dit nog vol, als hij me maar niet ziet.” In plaats daarvan concentreert ze zich op de pijn in haar benen en zegt in zichzelf: ”Alles komt en alles gaat, ook dit gaat over.” Het helpt, ze wordt rustig en kan stil blijven zitten, ze let nu alleen nog op haar ademhaling ’in en uit, in en uit.’ Het kost haar geen moeite meer stil te blijven zitten, ze voelt de kracht in haar komen en rustig tuurt ze door de struiken naar Mavros die steeds ongeduldiger heen en weer loopt. Djoeta heeft geen idee waar hij op wacht, het lijkt op iets wat aan de overkant van de rivier moet gebeuren. Dan opeens is het of hij een besluit neemt, hij loopt verder langs de rivier, richting het smalste stuk waar niemand van de stam mag komen. Als hij ver genoeg verwijderd is van Djoeta komt ze zonder geluid te maken uit haar schuilplaats. Ze besluit de wortels te laten waar ze zijn en nu terug te gaan. Behendig en snel gaat ze terug langs de rivier, zodat wanneer Mavros besluit om te keren, hij haar niet meer zal inhalen.
Plotseling hoort ze Mavros roepen. Angstig kijkt ze achterom, maar ze ziet hem niet. Terwijl haar hart in haar keel bonkt, hoort ze een andere stem antwoorden. Het geluid komt gelukkig van ver. Djoeta begrijpt niet waar de andere stem opeens vandaan komt. Ze heeft geen tijd om erover na te denken, snel vervolgt ze haar weg. Totdat het kamp in zicht komt, blijft ze zo snel mogelijk lopen, dan pas durft ze langzamer te lopen. En wanneer ze op adem komt, wordt ze eigenlijk heel boos op zichzelf. Waarom is ze zo bang voor Mavros. Hij heeft haar toch niets gedaan, behalve haar op die vreemde manier aankijken. Nu heeft ze geen wortels en ze had zo graag haar vader willen verrassen. Wat zou hij trots op haar zijn, wanneer ze met eetbare wortels thuis was gekomen. Maar dan bedenkt ze zich, dat ze misschien nog te klein is om al die wortels mee terug te nemen. Ze besluit haar vader te vertellen van de wortels en dan kan ze morgen met vader teruggaan, hoopt ze.



Hoofdstuk 2
Met vader op pad

De volgende dag is Djoeta al vroeg wakker. Haar vader heeft haar verhaal heel serieus genomen. Hij heeft haar gevraagd het verder aan niemand te vertellen en haar beloofd dat ze vandaag samen gaan zoeken. Ze vindt het geweldig om samen met haar vader een geheim te hebben en dat ze samen op pad gaan. Snel staat ze op, ze kleedt zich aan en wast bij de rivier haar gezicht. Ze geniet van het koude water. Ze heeft een kom meegenomen, ze drinkt en vult dan de kom om mee te nemen naar Tata.
Als ze bij hem binnenkomt, slaapt hij nog. Ze spat grinnikend water uit de kom op zijn gezicht. Tata wordt wakker en moet lachen als hij Djoeta ziet. Hij trekt de deugniet naar zich toe en knuffelt haar. ”Goedemorgen Djoeta, wat ben jij vroeg vandaag.”
”Ja, ik kan vandaag niet zo veel bij u zijn, want ik heb iets belangrijks te doen.”
”Zo en wat is dat dan wel?”
”Dat vertel ik u liever later en misschien heb ik aan het eind van de dag een verrassing.” Angstig kijkt ze naar haar Tata, want ze is bang dat hij door zal vragen en ze wil de belofte aan haar vader niet breken. Maar hij glimlacht alleen en zegt: ”Oké, Djoeta, dan wens ik jou een hele fijne dag en hoop ik je aan het eind van de dag te zien.”
Daarom houdt ze zo van haar Tata, wat begrijpt hij haar altijd goed. Ze geeft hem een dikke knuffel en gaat snel naar haar vader. Als ze terugkomt in de tipi is vader al klaar voor de tocht. Dat maakt haar blij, want dat betekent dat ook haar vader het heel belangrijk vindt. Even later gaan ze op pad.
Ze hebben zich goed aangekleed omdat de wind vandaag koud is. Behendig lopen ze dicht langs de rivier, springend over de rotsen. Want hoe dichter je bij de rivier loopt, hoe minder hinder je hebt van het soms dichte struikgewas. Maar af en toe gaat vader door het bos. In de hoop dat ze nog een konijntje of iets dergelijks kunnen vangen. Dat vindt Djoeta helemaal geweldig omdat ze dat alleen nooit mag, ze zou ook onmiddellijk verdwalen. Bewonderend kijkt ze naar haar vader, hoe goed hij de streek kent. Ondertussen legt hij Djoeta uit waar ze op moet letten en hoe ze tekens kan maken om eventueel de weg terug te vinden. Ze luistert goed, want ze begrijpt dat het heel bijzonder is dat haar vader dit allemaal aan een kleine squaw vertelt. Pawnee – wat behendig als een poema betekent – begrijpt zelf ook niet waarom hij dit doet. Hij kan het gewoon niet laten. Hij geniet van zijn dochters leergierigheid. Ergens diep van binnen heeft hij het gevoel, dat Djoeta het weleens nodig kan hebben, ze is zo ondernemend. Hij is trots op haar, hoe makkelijk ze deze tocht met hem meeloopt. Pawnee zou heel graag zijn dochter vaker meenemen, maar hij weet dat hij dan het aanzien van de stamleden zou verliezen. Want een squaw hoeft niets te leren van de krijgers en zeker niet van het opperhoofd. Een squaw leert van de andere squaws hoe ze het land bewerkt en hoe je kookt en kleren maakt.
Pawnee hoopt dat Djoeta gelijk heeft en dat ze vandaag eetbare wortels vinden. Op de eerste plaats omdat ze dan eindelijk weer eens wat anders te eten hebben dan gedroogd vlees. Maar ook omdat hij dan de stamleden kan overtuigen dat het nuttig kan zijn om zijn dochter vaker mee te nemen.
Plotseling staat Pawnee stil. Djoeta begrijpt onmiddellijk dat ze ook stil moet blijven staan. Onbeweeglijk staat ze naast haar vader en tuurt ze in de richting waarnaar haar vader kijkt. Eerst ziet ze niets en dan komt uit de struiken een prachtig hert tevoorschijn. In een geruisloze beweging heeft vader zijn boog gespannen en trekt hij de pijl naar achteren. Op het moment dat Djoeta verwacht dat vader de pijl zal afschieten, laat hij de boog weer zakken en vanuit de struiken ziet Djoeta een jong hertenkalfje komen. Vader vervolgt zijn weg en laat daarmee de beide dieren ontsnappen. Djoeta heeft opeens veel vragen die ze allemaal tegelijk op haar vader afvuurt: ”Hoe wist u dat er een hert uit de struiken zou komen en hoe wist u dat er nog een kalfje kwam en waarom liet u die vervolgens ontsnappen?” Oeps, na dat laatste woord kan ze haar tong wel afbijten. Ze vraagt weer veel te veel voor een squaw, misschien is haar vader nu wel beledigd of boos? Maar vader lacht, gelukkig. Hij gaat op een omgevallen boom zitten en trekt zijn dochter bij zich. ”Luister Djoeta. Eerst een vraag aan jou. Als wij mensen een dier willen vangen, wat gaan wij dan als eerste doen?”
”Ik denk, goed kijken en luisteren, vader?”
”Heel goed Djoeta, zeker omdat je twee dingen zegt. Jij houdt veel van de rivier hè?”
”Ai vader.”
”Oké, als we nu vanuit het bos teruglopen naar de rivier hoe weet je dan wanneer je dichtbij bent?”
”Dan hoor ik de rivier ruisen. Ik voel dat er meer wind op mijn huid komt. Ik kan de rivier ook ruiken en hoe dichterbij ik kom hoe sterker dit allemaal wordt.”
”Juist ja, heel goed, je gebruikt dus al je zintuigen, je kijkt, je hoort, je voelt, en je ruikt. Dat deed je vader ook, ik rook eerst de zoete geur van de galiestruik, ik weet dat deze dieren deze struik graag lusten, zeker hun zoete bessen. Zodra ik dus die zoete geur ruik, ga ik goed luisteren en kijken. Ik wist dus niet dat er een hert in de buurt was, ik hoopte het alleen.”
”En waarom liet u ze dan gaan?”
”Uit principe dood ik geen jong dier. Elk dier krijgt van mij de kans eerst te leven. Als ik de moeder had doodgeschoten, wat zou er dan met het jong gebeurd zijn denk je?”
”Dat was waarschijnlijk nog te klein om zonder de zorg van zijn moeder te kunnen en zou het niet overleven?”
”Juist Djoeta, dus eigenlijk zou ik ze dan beide moeten doden. Wij zijn niet sterk genoeg om twee herten en de konijnen en de wortels mee naar het kamp te nemen. Dus hun dood zou zinloos zijn. En een dood mag nooit zinloos zijn. We hebben al twee konijnen en straks ook grote zakken wortelen,” zegt vader lachend, ”hebzucht maakt arm. Bijvoorbeeld wanneer de bizons overtrekken, doen ze dat in hele kuddes. De Bodaway’s doden soms uit hebzucht de hele kudde. Dat is heel dom, dan is er volgend jaar geen nieuwe kudde. Er moet altijd voldoende overblijven om jonge bizons voort te brengen.”
5 Sterren
Waaauuuuwww - 02.12.2022
Nicolette

In geen tijden zo,n mooi boek gelezen. Dank aan de schrijster

4 Sterren
Mooi verhaal - 24.11.2022
Hannie olij

Fijn boek om te lezen.. Een prachtig verhaal.Liefst in een keer uitgezen.

5 Sterren
Heerlijk spannend - 02.11.2022
Wijnand

Met het veel plezier gelezen

Misschien vind je dit ook leuk :

De rivier spreekt

Peter Wallmann

Tijdverdrijf

review:
*verplichte velden