Late oogst

Late oogst

Politiek-staatkundige en economische beschouwingen

André Haakmat


EUR 15,90

Formaat: 13,5 x 21,5
Pagina aantal: 178
ISBN: 978-3-99107-383-3
Publicatie datum: 14.12.2020
De Surinaamse politiek kent gepolariseerde verhoudingen: over nagenoeg elk begrip ontstaat wel verschil van mening. In Late Oogst vertelt voormalig vicepremier André Haakmat over feiten en gebeurtenissen waar hij rond 1980 persoonlijk bij betrokken was.
André Haakmat




LATE OOGST
Politieke, staatkundige en economische beschouwingen
1. Inleiding
2. Een maatstaf voor politiek-maatschappelijke analyse
3. Economische en sociale ontwikkeling na 1945
4. Van persoonlijke belangenbehartiging naar nationale belangenbehartiging
5. Naar een nieuw partijpolitiek bestel
6. De politieke machtspiramide
7. Grondslag voor politieke partijvorming
8. Nieuw Surinaams staatsrecht in ontwikkeling?
9. Suriname op een kruispunt: rechtsstaat of machtsstaat?
10. Naar een vreedzame niet-gewelddadige oplossing van een constitutioneel conflict
11. Over inmenging, gratie en amnestie
12. Wel en wee van de Surinaamse grondwetten na 1975
13. Noodtoestand en andere buitengewone omstandigheden
14. Gedachten en discussies met betrekking tot grondpolitiek
15. Opheffing van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw
16. 8 december 1982, Cuba en Suriname
17. Ode aan een groot dichter: Michael Slory, groots en mysterieus










1.INLEIDING

Met enige regelmaat ben ik de afgelopen jaren overladen met verzoeken om commentaar te geven op gebeurtenissen in de Surinaamse politiek of om uitleg te geven aan bepaalde juridische begrippen waarmee politieke partijen elkaar mee om de oren slaan. De gepolariseerde verhouding in de Surinaamse politiek heeft tot gevolg dat over haast elk begrip verschil van mening ontstaat. Ook enkele promovendi – meest juristen en historici – stuiten, bij gebrek aan archiefmateriaal, veelvuldig op hiaten als het gaat om de zeer recente Surinaamse geschiedenis, in het bijzonder de periode van na de staatsgreep van 25 februari 1980 tot aan herstel van de democratie in 1987. Ik heb in die periode een bepaalde rol vervuld en een bepaalde verantwoordelijkheid gedragen en voel het als mijn morele plicht opheldering te verschaffen omtrent feiten en gebeurtenissen waarbij ik handelend betrokken ben geweest dan wel daarvan kennis draag. Die gebeurtenissen betroffen onder meer: de aanloop naar de staatsgreep van 25 februari 1980, de vorming van de regering daarna, de afkondiging van de noodtoestand op 13 augustus 1980, de invoering van het decretenstelsel, het aftreden van president dr. Johan Ferrier, de Machtigingswet en de Amnestiewet-I. Er is de laatste vijf jaar ook druk gediscussieerd over de begrippen inmenging, gratieverlening, amnestie, de Achtdecembermoorden en de Cubaanse connectie, het Achtdecemberstrafproces, de Presidentiële Resolutie 568/RP.
Velen hebben mij aangeraden mijn visie, vooral voor het nageslacht, op papier te zetten. Na ampele overweging heb ik daartoe besloten. Dat is de voornaamste reden voor het schrijven van dit boek. Een tweede reden is dat ik ervan overtuigd ben dat de onderwerpen die in dit boek aan de orde komen zeker nog het komende decennium alle aandacht zal blijven opeisen.
Elk hoofdstuk behandelt één onderwerp dat losstaat van de vorige en het volgende; dat betekent dat het boek in willekeurige volgorde gelezen kan worden. Omdat ik bij het analyseren van politieke en sociaal-maatschappelijke en economische vraagstukken - zoals het mijns inziens hoort - ben uitgegaan van een bepaald analysekader, adviseer ik toch dat de lezer eerst kennisneemt van hoofdstuk 2, een maatstaf voor politiek-maatschappelijke beschouwingen.
Enkele hoofdstukken, bijvoorbeeld die over het partijpolitiek bestel in het land, de hervorming van dat stelsel, de economische ontwikkeling van het land zijn als discussiepaper geschreven voor de politieke vriendengroep, en is in die groep ook – soms zelfs zeer heftig! - bediscussieerd. Die leden wens ik hierbij dank te zeggen voor hun bijdrage aan de discussie waardoor ik sommige zaken scherper heb kunnen formuleren.
Een drietal hoofdstukken (14, 15 en 17) zijn indertijd vanwege de actualiteit eerder (beknopt) gepubliceerd in Starnieuws.
Over mijn rol in het verzet tegen de militaire dictatuur die geduurd heeft van medio 1982 tot aan de algemene, vrije en geheime verkiezingen van mei 1987 is elders al uitvoerig geschreven zodat ik hier volsta met deze korte opmerkingen. Ik ben inderdaad leider geweest van het Amsterdams Volks Verzet (AVV) welke groep zich heeft ingezet voor het doen verdwijnen van de militaire dictatuur in Suriname door het houden van eerlijke verkiezingen. Ronnie Brunswijk heb ik inderdaad indertijd op zijn dringend verzoek met de vrienden Riek Deekman en Michel van Reij opgehaald van vliegveld Orly in Parijs. Het leger van Bouterse zat hem op de hielen en een uitweg zag hij niet meer. Tijdens de terugreis naar Amsterdam – het was een stormachtige, regenachtige nacht - wist ik hem ervan te overtuigen dat hij, door te participeren in de strijd om de militaire dictatuur te verdrijven, een rol kan vervullen in de geschiedenis van Suriname en voor het binnenland dan asielzoeker zijn verdere leven te moeten slijten in het koude Nederland. Ter hoogte van het Belgische plaatsje Wuustwezel – de storm was intussen gaan liggen - konden wij aan de tinteling in zijn ogen zien dat hij voor dit idee gewonnen was. Tijdens zijn korte verblijf in Nederland heeft een andere goede vriend, Harrald Axwijk, hem ‘geaccommodeerd’ en van de juiste persoon als zijn comrade-in-arms voorzien. De rest is geschiedenis. Na herstel van de democratie is het Jungle Commando omgezet in de politieke partij ABOP welke na de verkiezingen van 25 mei 2020 de derde politieke partij van het land is geworden. Als belangrijkste nevendoel van het AVV (hoofddoel was beëindiging van de militaire dictatuur zonder welke geen ontwikkeling mogelijk was) zie ik het op gang brengen – als laatste bevolkingsgroep! - van het emancipatieproces van de binnenlandbewoners. Ze zijn niet langer speelbal en onbeduidende aanhangsels van de stedelijke politieke partijen. Dit proces is mijns inziens net als alle emancipatieprocessen - wat tenslotte een leerproces is - onomkeerbaar. Natuurlijk zullen er in het begin, zoals bij de emancipatieprocessen van de andere bevolkingsgroepen, ook fouten worden gemaakt - en die zijn ook gemaakt. Feit is dat dit proces door het AVV in gang is gezet. Maar iedereen kent het gezegde ‘Succes heeft vele vaders, maar de mislukking is een wees.’ Dat doet zich in deze kwestie ook alweer voor. Laat mij daarom tot besluit van deze inleiding volstaan met de geschiedschrijver – die altijd het laatste woord heeft! - aan het woord te laten. Na grondig, omvangrijk onderzoek constateert de historicus, tevens Suriname-kenner dr. P. Meel: “Welbeschouwd was zijn (=AVV’s-H) Jungle Commando voor een belangrijk deel een creatie van deze groep.” (citaat uit P.Meel, Man van het Moment. Een politieke biografie van Henck Arron. Uitg. 2014, Bert Bakker Amsterdam, blz.479)
Hulde en dank moet ik tenslotte brengen aan Eddie Edmund Ligeon. Zijn onuitputtelijke geduld en fenomenale kennis op ICT-gebied zijn belangrijk geweest bij het tot stand komen van dit boek.
Lectori Salutem



2. EEN MAATSTAF VOOR POLITIEK/MAATSCHAPPELIJKE ANALYSE

Het spreekt voor mij vanzelf dat wie zich aanmatigt gedragingen van anderen te beoordelen, moet aangeven welke maatstaven hij daarbij hanteert.
Ik heb mij steeds eraan geërgerd dat politici beloften doen aan het volk, vooral in verkiezingstijd, zonder concreet aan te geven hoe zij die beloften zullen realiseren. Concreet gezegd: wordt het volk een realistisch programma aangeboden of wordt er volksmisleiding, opzettelijk (bijvoorbeeld met het oog op het behalen van een bepaald verkiezingsresultaat) of niet opzettelijk (men is in gemoede van mening die nagestreefde doelstelling binnen de gegeven regeringsperiode te kunnen realiseren), gepleegd.
Voor het vinden van een goede maatstaf ben ik te rade gegaan bij verschillende politieke analisten. Alhoewel ik zijn maatschappijvisie niet deel (hij is een verstokte liberaal in hart en nieren!) kan ik mij wel vinden in de instrumenten die mr. drs. Frits Bolkenstein bij zijn politiek-maatschappelijke analyse hanteert. Waarom Frits Bolkenstein? Hij is een man met een grote belezenheid, heeft diverse studies (onder andere wiskunde, filosofie, Grieks & Latijn, economie en rechten) met het behalen van graden afgerond, torst een zeer ruime, maatschappelijke ervaring in binnen- en buitenland met zich mee, is bekend met het praktische politieke ambacht en heeft via zijn indo-moeder ook andere dan de Nederlandse cultuur tot zich genomen. Hij is zowel in Leiden als aan de TU Delft professor met als leerstoel Politieke en intellectuele grondslagen van ontwikkelingen geweest. Een van zijn meest recente boeken draagt de titel De Twee Lampen van de Staatsman (uig. Prometheus,2006). Let wel: hij heeft het over de staatsman, niet over de politicus.
Over welke twee lampen heeft Bolkenstein het? In de eigen woorden van Bolkenstein: "Slechts twee lampen verlichten het pad van de staatsman: de geschiedenis en de rede… Van het verleden kan de staatsman voorbeelden halen van wat goed is gegaan en wat niet, en met de rede maakt hij die voorbeelden productief in het oplossen van de problemen die hij op zijn weg vindt..."
Dat de geschiedenis er alleen maar is om er uit te putten wat goed en wat slecht is, is volgens mij een te simpele benadering van de geschiedenis. Want het maken van een keuze uit de grabbelton van de geschiedenis veronderstelt immers dat wij al over een maatstaf beschikken om te kunnen beoordelen of iets goed of slecht is. Wat de rede, ratio, betreft, ben ik het met Bolkestein volledig eens dat bij het bedrijven van politiek - alhoewel emoties meespelen! - de rede uiteindelijk doorslaggevend moet zijn bij het maken van keuzes en bij het nemen van beslissingen.
Terugkomend op de kwestie van de rol die de 'lamp geschiedenis' moet spelen voor de staatsman voel ik mij meer thuis bij de visie van de – inmiddels ter ziele gegane - neomarxistische Frankfurter Schule. Iedere samenleving, zo luidt die visie, is gevormd door bepaalde gebeurtenissen die in een bepaalde periode in die samenleving hebben plaatsgevonden. Die omstandigheden en gebeurtenissen worden bepaald door de maatschappelijke productiewijze in die samenleving. Iedere samenleving wordt gekenmerkt door de historisch specifieke situatie (hss) van die samenleving. Wie veranderingen wil aanbrengen in een samenleving moet zich hiervan terdege bewust zijn. Die historisch specifieke situatie van een bepaalde samenleving is als het ware de polsstok die bepaalt hoever men kan springen. Dus: welke veranderingen men kan aanbrengen, binnen welke tijd, in welk tempo en welke offers daarbij ingecalculeerd moeten worden.
Ik wil het zo formuleren: de historisch specifieke situatie van de samenleving kan men vergelijken met het DNA van die samenleving. Het historisch DNA-profiel vervult precies dezelfde functie als het DNA bij een mens. Wat we daarvan bij de mens weten, is dat het zich heeft gevormd in een eeuwenlange geschiedenis, gedurende geruime tijd onveranderlijk is en dat geen persoon duurzaam in afwijking van zijn DNA-profiel te veranderen is. Is men voor een dubbeltje geboren dan kan men natuurlijk wel een kwartje worden. Uitgesloten is het niet, maar het vereist wel, naast veel persoonlijke inspanning, een reeks emancipatie-bevorderende sociale maatregelen! Zoals het slopen van schotten die de weg omhoog op de maatschappelijke ladder blokkeren of frustreren.
Keren we terug naar onze politieke analyse. De analyse tot dusver stelt ons in staat een scherp onderscheid te maken tussen een politicus en een staatsman. lk zie dat als volgt: van die twee lampen van Bolkestein heeft de politicus er eigenlijk geen nodig. Noch de geschiedenis noch de ratio bepalen zijn gedrag. Als een van die twee toch een geringe rol speelt dan is het meestal de geschiedenis. Deze is dan doorgaans slecht begrepen, wordt selectief gebruikt, wordt hier en daar zelf vervalst, soms uitvergroot dan weer gebagatelliseerd, enz. Iedereen zal hierin de demagoog-politicus, de populist-politicus herkennen. Het tweede type politicus spot met alle wetten van de rede en van de logica. Niet zelden is het zo dat beide typen politici in één en dezelfde persoon verenigd zijn. Beide typen grossieren in het doen van loze beloften (= beloften die geheel los staan van de historisch specifieke situatie van de samenleving waarin zij opereren).
Hoe geheel anders is de staatsman. Hij maakt eerst een grondige analyse van de historisch specifieke situatie van de samenleving (zoals een arts het DNA van een patiënt vaststelt) zodat hij weet welke realiseerbare doelen hij zich kan stellen, binnen welke termijn die doelen te realiseren zijn en of ze überhaupt wel te realiseren zijn!. Hij deelt dit alles eerlijk aan zijn volk mede, ongeacht het feit of hij zich met die mededeling populair maakt of niet. Hij, de staatsman, jaagt geen illusies na en wekt ook geen valse verwachtingen. Via rationele overwegingen stelt hij de prioriteiten van zijn doelen vast en hij raadpleegt waar nodig deskundigen - ongeacht of het zijn vrienden zijn of niet, ongeacht ook of zij tot zijn politieke richting behoren of niet, ook ongeacht of zij zijn zienswijzen delen of niet. Slechts het landsbelang heeft hij namelijk voor ogen.
De demagoog-politicus beseft dat de geschiedenis eens ook over hem zal oordelen en daarom zal hij bijwijlen proberen de ‘staatsman uit te hangen’. Je hoort hem dan veelvuldig beweren dat hij slechts ‘handelt in landsbelang’, maar de wijze waarop hij dat doet verraadt dat slechts persoonlijk belang zijn drijfveer is. Ook de veelvuldigheid van die bewering ("Ik handel slechts in landsbelang!") onderscheidt de demagoog-politicus van de staatsman. Hij, de staatsman, is eigenlijk in het geheel niet geïnteresseerd in hoe de geschiedenis over hem zal oordelen! Immers hij weet en put zekerheid uit het feit dat wat hij doet goed is voor het land. En het oordeel daarover laat hij met een gerust geweten over aan het nageslacht, de geschiedenis dus.
Het bovenstaande zal ik aan de hand van een voorbeeld verduidelijken.
In een reeks van eeuwen heeft de Nederlandse samenleving zich ontwikkeld tot een samenleving met als enige bindmiddel de strijd tegen het water. Alleen dit element verbindt het Nederlandse volk. Voor de rest is het een samenleving die bestaat uit een verscheidenheid aan aan elkaar niet-complementaire groepen. Deze niet-complementariteit heeft in het verleden geleid tot heftige tegenstellingen en gevechten. Aanvankelijk was de niet-complementariteit religieus van aard (katholieken contra de protestanten), vervolgens de verschillende groepen van zeer diverse afkomst als daar zijn: Germanen, Saksen, Franken, Friezen. Zij verenigden zich in provincies en enkele van die provincies verenigden zich later in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Uit dit alles is het latere Koninkrijk der Nederlanden ontstaan nadat het eerst deel heeft uitgemaakt van de Franse napoleontische Republiek. Aan die verbinding met Frankrijk heeft Nederland de Grondwet van 1848 te danken waarin de klassieke vrijheidsrechten waren neergelegd.
We leven eigenlijk nog steeds in de geest van deze Grondwet al is het een drie-/viertal malen gewijzigd. Na vele oorlogen, vanaf de hoekse en kabeljauwse twisten, de strijd tussen de provincies onderling (Holland contra de rest), godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten, tussen de orangisten en de republikeinen, tussen stad en platteland wordt uiteindelijk een consensus gevonden in het principe van het elkaar tolereren als een manier om met de contradicties te kunnen leven. Eeuwen van strijd heeft tot dit inzicht geleid.
Het bewustzijn is gegroeid dat Nederland een natie is van minderheden en dat alleen door samen te werken tussen al die minderheden het land kan worden bestuurd. Nederland is om het met een modern woord te zeggen: een coalitieland par excellence. Dat behoort tot het DNA van dat land, dat is de historisch specifieke realiteit van dat land. Ik durf de voorspelling aan dat dit de komende eeuw zo zal blijven.
Wanneer nu in Nederland een politicus zou opstaan en beweren dat zijn partij bij de komende verkiezingen de meerderheid zal behalen en zonder andere partijen zal regeren en het partijprogramma zonder water in de wijn te doen integraal zal uitvoeren, dan weten we met een bedrieger van doen te hebben. Al zal het mogelijk zijn dat hij door manipulatie van de geschiedenis en retorisch talent een grote massa achter zich zal kunnen krijgen. Maar wat hij belooft, zal hij niet kunnen waarmaken omdat het haaks staat op het DNA-profiel van de Nederlandse samenleving. Anders gezegd: van de historisch specifieke situatie van die samenleving.
En waar komt het inzicht vandaan dat samenwerking nodig is? Dat komt nu juist weer door een andere historisch specifieke situatie van Nederland, namelijk de strijd tegen het water. Daardoor is Nederland namelijk ontstaan, anders was het al lang weggespoeld door de stromen van de grote rivieren Waal, Maas en Rijn. De Franse dichter Paul Verleine heeft treffend de volgende zinnen over Nederland geschreven: "God heeft de wereld geschapen, maar niet Nederland. Dat hebben de Nederlanders zelf gemaakt." Het tot het uiterste gaan in het zoeken naar een basis om samen te werken is iedere (al dan niet) geboren maar getogen Nederlander in zijn DNA gaan zitten (Ook al is hij zich vaak hiervan niet bewust). Dat 'polderen' zit de Nederlander dus in het bloed!

Ik wend mijn blik nu naar de Surinaamse situatie. Natuurlijk heeft ook de Surinaamse samenleving zijn historisch specifieke situatie. Het is echter moeilijk om uit de geschiedenis van het land een algemeen verbindend, historisch specifieke situatie (zoals bijvoorbeeld de strijd van de Nederlanders tegen het water) te destilleren. lk heb er diep over nagedacht, nogal wat bronnen geraadpleegd, maar, eerlijk gezegd, ik heb tot op dit moment niet één algemeen bindend historisch-specifieke situatie kunnen vinden. Het wemelt wel van AAN EEN BEPAALDE GROEP ge- cq verbonden historisch specifieke situatie, zoals bijvoorbeeld: de slavernij (voor het zwarte deel van de bevolking), de immigratie van Nederlanders (Boeroe's nu), Chinezen, Hindoestanen, Javanen en anderen. Voor de onafhankelijkheid is niet een gemeenschappelijke strijd gevoerd, de openlegging van het binnenland (Operation Grasshopper), de grootse projecten zoals het Tienjarenplan (111), het aanleggen van polders in Nickerie voor de industriële rijstcultuur, het Brokopondoproject (10% van het land werd daarbij geïnundeerd), het Lelydorpplan, het Creolaproject, het West-Surinameproject (de Oost/Westverbinding) - maar dit waren allemaal geen zaken die met nationale inspanning tot stand zijn gebracht. Er heeft (om een ‘verdacht’ woord te gebruiken ) voor geen van deze projecten - al is steeds gezegd dat die in landsbelang waren – ‘volksmobilisatie’ plaatsgevonden. Toen, omgekeerd, wel tot zulk een mobilisatie werd opgeroepen (ik doel hier op de staatsgreep van 25 februari 1980) wilde het volk zich door weer een andere gebeurtenis (ik doel hier op de Achtdecembermoorden van 1982) niet (meer?) laten mobiliseren. Zodoende is het enige wat wij nu nog hebben: hoe wij hier ook samenkwamen, wij zijn aan dit land verpand.
Het is weliswaar niet veel maar daar zullen we het wel mee moeten doen.
Deze vaststelling is wel een belangrijke, maar we kunnen er niet bij blijven stilstaan. De logisch erop volgende vraag wordt: Where do we go from here? (Dat is de vraag die dominee Martin Luther King ook stelde na zijn succesvolle mars op Washington.) We kunnen hierbij twee standpunten innemen. Men kan stellen dat een evenwichtssituatie is bereikt die we niet moeten proberen te veranderen; het is toch al voldoende dat alle bevolkingsgroepen Suriname als hun thuisland beschouwen en er willen blijven. We hebben inderdaad in Suriname op dit moment geen ‘back to Africa’-, ‘back to India’-, ‘back to Indonesia’- enzovoorts-movement . Deze destabiliserende bewegingen kunnen een land degraderen tot een instabiele microstaat, fail states noemen we ze tegenwoordig..
Degenen die tevreden zijn met de huidige toestand hebben ook een slogan erbij bedacht: ze spreken van ‘eenheid in verscheidenheid’! Nu ben ik er ook een voorstander van dat we de verscheidenheid in ras, cultuur en zeden en gewoonten die in Suriname bestaan zonder meer moeten behouden. Dat is rijkdom voor het land, al die verscheidenheid. Want waarom zouden wij wanneer het gaat om dieren en planten wereldwijd streven naar biodiversiteit en wat betreft de menselijke samenleving niet?
Dus ieder antwoord op de vraag: where do we go from here, wat neerkomt op een beleid gericht op - al dan niet gedwongen – assimilatie wijs ik van de hand. Maar ik wijs ook van de hand de slogan ‘eenheid in verscheidenheid’ als niet boven die verscheidenheid een groep overstijgend bindend beginsel als dak wordt gelegd, welk beginsel de onderscheiden bevolkingsgroepen met elkaar verbindt en bij elkaar houdt. Er moet met andere woorden een beschermende paraplu boven die verscheidenheid worden gespannen.
lk zal proberen uit te leggen waarom die beschermende paraplu noodzakelijk is. Verscheidenheid impliceert in de kern de aanwezigheid van verschillen. Dat is allerminst erg, maar het ligt in de natuur van de mens dat verschillen uitgroeien tot competitie, wedijver dus. Zonder een beschermende paraplu kan die wedijver ontaarden in superioriteitsgevoel bij groepen die het goed doen en inferioriteitsgevoelens bij groepen die het slecht doen. Bij het ontbreken van een gemeenschappelijk hoger ideaal (wat ik voor het gemak heb aangeduid als die beschermende paraplu) kan wedijver leiden tot animositeit van de ene groep ten opzichte van de andere. Er is dan een kleine vonk voor nodig waardoor botsingen tussen de bevolkingsgroepen kunnen ontstaan. Ja, die botsingen kunnen zelfs de vorm aannemen van genocide. Voor wat betreft de recentste geschiedenis volsta ik met te verwijzen naar Servië/Kosovo (in Europa) en naar Rwanda (Hutu/Tutsi) in Afrika en naar onze buurland Guyana in de vijftiger jaren. Niemand met het hart op de goede plaats moet dat wensen voor Suriname!
Als antwoord op de vraag where do we go from here heb ik dit antwoord. We moeten werken aan een samenbindende, groepsoverstijgende, nationale ideologie die tevens de in Suriname aanwezige rijke verscheidenheid aan rassen, talen en culturen alsook de in Suriname aanwezige rijke biodiversiteit aan planten, dieren en de natuur als rijkdom van het land tot uitgangspunt neemt. ik gebruik de term 'nationale ideologie' om daarmee de term nationalisme te vermijden, maar eigenlijk komt het wel daarop neer. Waarom ik die term vermijd is simpelweg gelegen in het feit dat er in de 60- en 70-er jaren van de vorige eeuw die term ook al is gebruikt, maar dat een groot deel van de bevolking die term toen heeft geassocieerd met één bepaalde bevolkingsgroep (en die term is later ook nog eens 'gekaapt' door één enkele politieke partij binnen die bevolkingsgroepen, t.w. de PNR). Het is om deze reden dat ik die term hier vermijd en spreek van 'nationale ideologie', daarbij pleonastisch het woord 'groepsoverstijgend' daaraan vooraf laat gaan). Deze groepsoverstijgende nationale ideologie moet fungeren als een beschermende paraplu boven al die bevolkingsgroepen zodat daaronder een gezonde wedijver kan ontstaan zonder dat dat kan overslaan in antagonisme c.q. haat van de ene groep tegenover de andere.
Die nationale ideologie verbindt alle Surinamers op de grondslag van liefde voor het land met elkaar en legt hen gezamenlijk de vrijwillig aanvaarde plicht op om het land door een gezamenlijke inspanning tot grotere welvaart ten bate van allen te brengen. Onderlinge wedijver (die moet blijven bestaan!) brengt niet meer de ene groep meer voordeel boven de andere, maar vergroot de nationale koek bij de verdeling waarvan op basis van nationale solidariteit (als kernelement van de nationale ideologie) allen profiteren.
Het voorgaande wil ik in de volgende – twee - stellingen vastleggen:
1. Alle bevolkingsgroepen in Suriname hebben het feit aanvaard dat Suriname het land is dat hen 'toegeworpen' is om ervan te houden, erin te leven, erin te arbeiden, ervoor de strijden en - als het moet - ervoor te sterven.
2. De filosofie van 'eenheid-in-verscheidenheid' biedt onvoldoende waarborgen dat groepswedijver niet kan leiden tot groepsantagonisme wat weer kan leiden tot rassenstrijd en zelfs tot genocide. Daarom is het noodzakelijk dat een groepsoverstijgende nationale ideologie wordt ontwikkeld die als beschermende paraplu over de diverse bevolkingsgroepen wordt gesponnen.
Blijft thans de beantwoording van de vraag over hoe zo'n nationale ideologie tot stand moet komen. Ik zie het niet anders dan dat dat moet gebeuren via een nationale dialoog die gevoerd moet worden vanaf de basis waaraan alle politieke partijen, maatschappelijke organisaties, religieuze leiders en relevante opinieleiders in de maatschappij zullen moeten deelnemen. Daaraan voorafgaande kunnen al deze groepen natuurlijk afzonderlijk nu reeds bijdragen leveren door in eigen kring hierover te discussiëren. Natuurlijk moet zo'n nationale dialoog geïnitieerd en daarna geleid worden en ik zie dit niet als een taak van de regering. Ik denk dat de Nationale Assemblee, immers volgens de Grondwet vertegenwoordigende het gehele Surinaamse volk, hiertoe het initiatief moet nemen. Dat kan bijvoorbeeld door een daartoe strekkende wet aan te nemen waarin in grote trekken geschetst wordt hoe de dialoog zal plaatsvinden, binnen welke termijn tot de slotsom moet worden gekomen en middelen en faciliteiten beschikbaar worden gesteld.
Ik heb natuurlijk persoonlijk ook ideeën hieromtrent die ik hopelijk bij gelegenheid aan het papier zal toevertrouwen.
Ik keer nu weer terug naar het begin van dit stuk waarbij ik heb geschetst hoe we een maatstaf kunnen vinden om het beleid van politieke partijen en daaruit voortkomende regeringen kunnen beoordelen. Zo'n maatstaf is noodzakelijk omdat we anders enkel op basis van toevalligheden, vooringenomen standpunten en opportunistische opstellingen tot een oordeel komen. Op zulk een wijze gebaseerd oordeel is wisselvallig en niet waardevast.
In de dagelijkse politieke strijd van politici onderling is dit de wijze waarop men elkaar bestrijdt. Wat we dan meestal meemaken is dat als een oppositiepartij uiteindelijk aan de macht komt het zich aan dezelfde gedragingen schuldig maakt als waarvan het de voormalige machthebber ervan heeft beschuldigd. Als politieke analist, sterker nog als morele entrepreneurs, moeten we deze politieke strijdwijze als infantiel en irrationeel van de hand wijzen. Wat we moeten is een maatstaf aanleggen die we niet alleen zelf moeten hanteren, maar ook aan politici aanbevelen teneinde de politieke strijd naar een hoger plan te tillen.
Uiteindelijk meen ik, zoals eerder gesteld, een analysemethode gevonden te hebben die is ontleend aan Bolkesteins zogenaamde twee lampen van de staatsman. Voor hem zijn dat de geschiedenis en de ratio. Ik heb uiteengezet dat geschiedenis alleen in de zin zoals Bolkestein die opvat ontoereikend is, maar dat het moet gaan om de in de geschiedenis gelegen historisch specifieke situatie van een land. Dus niet de geschiedenis in welk tijdperk en in welk land dan ook, maar de geschiedenis van een specifiek volk in een specifiek tijdperk waar doorheen een volk is gegaan (de doorleefde geschiedenis dus) zodat we kunnen spreken van het sociaal maatschappelijk DNA van het volk.
Ik heb ook aangegeven dat het dit DNA is dat bepaalt wat realiseerbaar is binnen een volk, in welk tempo en binnen welke termijn. Ieder programma van een regering of het programma van een politieke partij wat met dit alles strijdig is, is op zijn gunstigst wensdenken en op zijn slechtst politiek bedrog en/of demagogie. Dit nu wil ik een concreet geval nader uitwerken.
Ik kies voor de thema’s corruptiebestrijding en afslanking van het ambtenarenapparaat. Andere interessante thema's zijn: we gaan de deskundigheid binnen het ambtenarenapparaat vergroten, we gaan vriendjespolitiek uitbannen, we gaan de productie verhogen, we gaan de rechtsgang versnellen zodat het adagium ‘justice delay is justice deny’ niet meer in Suriname zal gelden; we gaan ervoor zorgen die iedereen een betaalbare woning krijgt (volkswoningbouw), enz. enz. Maar laat ik mij in deze bijdrage beperken tot de corruptiebestrijding en afslanking van het ambtenarenapparaat. In de eerste plaats heb ik wat het eerste betreft daar zelf ervaring mee gehad en wat het tweede betreft: het is op dit moment een hot issue!
Bij de recentste verkiezing (mei 2015) heeft bestrijding van de corruptie bij alle politieke partijen deel uitgemaakt van het partijprogramma. Diverse ministers, ik noem die van justitie, die van financiën en die van natuurlijke hulpbronnen, hebben zelfs in het openbaar gesteld dat corruptiebestrijding hun primaire taak zal zijn. Om de ernst te onderstrepen in het realiseren van deze doelstelling was één van de eerste daden van het nieuwgekozen parlement de al lang slepende corruptiewet aan te nemen. Een mij bevriende lokale politieke observator die aanvankelijk kritisch stond tegenover de nieuwgevormde regering liet mij enthousiast weten dat met de snelle aanname van de wet hij nu ervan overtuigd is dat de corruptieve praktijken nu inderdaad spoedig daadwerkelijk tot het verleden zullen gaan behoren. Voor het eerst in de Surinaamse geschiedenis, voegde hij nog daaraan toe. Kunnen we nu stellen dat anno 2020 Suriname en corruptievrij land is? Met alle gedane toezeggingen en geuite beloften zou je dat wel denken. Maar de waarheid is anders! In 1980, onmiddellijk na de staatsgreep van 25 februari 1980 werd ter bestrijding van de corruptie een bijzonder anticorruptiehof ingesteld. De zittingen van dit college werden integraal op radio en televisie uitgezonden en de bedoeling hiervan was iedereen duidelijk te maken dat corruptie in de nieuwe republiek niet zou worden geduld. Een dertigtal personen zijn voor het gerecht gedaagd en zijn naar het oordeel van de vijf oordelende rechters allen schuldig bevonden aan corruptie en zij kregen straffen opgelegd. Na executie van de laatste straf werd het college weer opgeheven, want aan de taakstelling was voldaan.
In 2017, 37 jaar later, nam de Nationale Assemblee met algemene meerderheid van stemmen een nieuwe Anticorruptiewet aan ter bestrijding van de corruptie die weer de kop was gaan opsteken. De groep die in 1980 zich had beijverd voor corruptiebestrijding behoorde ook tot de voorstemmers van die wet. Een ander punt dat hardnekkig in partijprogramma’s wordt opgenomen betreft de afslanking van het logge, weinig efficiënte overheidsapparaat. Vanaf het Regeringsprogramma van 1 mei 1980 is dit een regelmatig terugkerend punt. Aan het einde van iedere regeerperiode blijkt ondanks de goede voornemens het overheidsapparaat wederom in omvang te zijn toegenomen.
Het is dus niet moeilijk te voorspellen dat na ommekomst van de regeringsperiode van deze nieuwe regeerploeg (of van welke nieuwe regeerploeg ook) gedane belofte van bestrijding van de corruptie en afslanking van het overheidsapparaat niet geeffectueerd zullen worden.

De partij die belooft de corruptie in Suriname binnen één regeringsperiode (of zelfs twee of drie of vier) te zullen uitroeien of het overheidsapparaat te zullen afslanken bedrijft in het licht van deze langetermijnanalyse illusiepolitiek.
Dit betekent natuurlijk niet dat corruptie niet moet worden bestreden. Want `de ratio' leert ons dat corruptie ontwrichtend werkt in een samenleving en grote schade toebrengt aan die samenleving. Maar de historisch specifieke situatie van de Surinaamse samenleving leert ons ook dat corruptie en een uitdijend ambtenarenkorps tot ver in het verleden teruggaande verschijnselen zijn. Het aanpakken daarvan vereist diepgaande studie en zal slechts met behulp van meervoudige, langjarige aanwending van specifieke interventietechnieken bestreden kunnen worden. Vanuit welk oogpunt bekeken ook, kort termijn of lang termijn, resultaten binnen één regeerperiode zijn niet te verwachten. Dát beloven staat gelijk aan volksmisleiding.

Misschien vind je dit ook leuk :

Late oogst

Debby Heyninck

Achter de muur

review:
*verplichte velden