De carriere duwers

De carriere duwers

Augusta Hermans


EUR 14,90

Formaat: 13,5 x 21,5
Pagina aantal: 102
ISBN: 978-3-99064-935-0
Publicatie datum: 30.07.2020
Ondanks de economische en juridische onafhankelijkheid, blijven vrouwen de carrièreduwer voor de partner. De verhalen van enkele vrouwen laten zien dat deze beperking hen belemmert in het gelukkig zijn.
Proloog


In mijn leven heb ik kansen gekregen en kansen gecreëerd. In de reisindustrie en als freelance journaliste.
Duizenden mensen hebben, in gesprekken, mijn hoofd volgepropt met hun leven. Die velen in alle werelddelen hebben mij gevormd, geleefd, geliefd, gebroken, getroost, beoordeeld, veroordeeld, bevroren, verwarmd, verlaten. Het zijn de rimpels, de deuken, de liefde en de glimlach die lichaam en geest daarbij oplopen.

Op mijn materiële carrièreladder en voor mijn participatie in de maatschappij werd ik ruimschoots gewaardeerd. Succes dat mij fysiek en mentaal, vaak onconventioneel, het leven in heeft geworpen als een slagschip op hoge zee. Nooit bleek ik alleen te kijken naar de witte schuimkoppen op de kolkende golven. Ze waren er altijd, naast mij, meestal onzichtbaar maar voelbaar. Ieder reageerde anders op de woeste schommelingen. Zochten naar hetzelfde: houvast, zekerheid, veiligheid, identiteit, eigenwaarde.

De grootste groep, voor wie die zoektocht als eb en vloed blijft voortdeinen, wordt door vrouwen gevormd.
Onuitroeibaar woekert nog altijd de mening dat de vrouw dienstbaar moet zijn.
Hardnekkig blijft ook de mening, nu de vrouw een juridisch en economisch zelfstandige eenheid vormt, dat haar dienende verplichting verleden tijd is.
Nee. Zij blijft de vrouw van en de moeder voor.
De daaruit voortvloeiende beperkingen zijn het thema dat vrouwen, in de vele gesprekken als reden voor hun niet gelukkig zijn, iets missen, met mij hebben gedeeld.
Voor hen met een baan of carrière, bieden de daaraan verbonden sociale contacten in de meeste gevallen iets meer bewegingsvrijheid en leefruimte.
Maar ook dan blijven vrouwen de carrièreduwer voor de partner.

Enkelen van hen laat ik aan het woord. Allen zijn echt. Men denkt haar te herkennen, ze is het toch niet. Misschien herkent de lezer wel zichzelf?
Mochten er situaties en eigenschappen overeenkomen met de hier geportretteerde vrouwen dan is dat een ode aan hen en aan de lezer.

YB
Ontluisterend







……..WHEN YOU LOOSE YOURSELF, YOU LOOSE IT ALL……

(Beyoncé)







DE CARRIÈREDUWERS


BETTY

FREYA

TANYA

YINDI

ALEXANDRA

Betty


Myanmar
‘Eindelijk een paar uurtjes alleen. Geen oppasser achter ons,’ stamelde Adelaide terwijl ze toch steeds schichtig omkeek om er zeker van te zijn dat er geen onduidelijk figuur achter ons aankwam.
Een onzichtbaar volgende oppasmoeder, gebruikelijk in een dictatoriale en militaire cultuur, gaf ons niet een ontspannen en gezellig-winkelen-gevoel. De hoofdstraat van Oud Bagan is geen winkelstraat met etalages achter een glazen winkelpui. Het is een aaneenschakeling van de ene pijpenla aan de andere. De deuren staan open en onze gluurderigheid leverde niets anders op dan donkerte. Uitstallingen op trottoirs ontbreken meestal, zelfs voor ansichtkaarten.

Adelaide
Het weer is vanmiddag vrij snel in elkaar gezakt van zonnig en warm tot op het randje van een stevige onweersbui. Drukkend, een beetje een kleverige lucht die dichttrekt als een grijze paardendeken over een al kleurloze omgeving. We lopen een aantal straatjes in en uit, weg van de hoofdstraat.
Adelaide begon steeds meer aan mij te trekken en me regelmatig onder mijn neus te wrijven dat contact hebben met de bevolking ten strengste verboden is. Zeur niet.
Ik bleef mijn hoofd de winkelopeningen inbuigen, op zoek naar contact, en glimlachte naar de dicht op elkaar zittende mensen die op kleine beeldschermen - meestal - naar een tekenfilm keken. Mijn glimlach werd altijd met een glimlach beantwoord. Mijn ‘hallo’s’ met opgestoken hand werden beantwoord met een doordringende stilte, seconden stilte.

Adelaide en ik maakten deel uit van een groep van tien personen uit tien verschillende landen, ieder met een eigen discipline. Uitgenodigd door meerdere ministeries van Birma. Vier vrouwen. Manchester: vierenveertig, muziek lerares; Uppsala: tweeënveertig, internationaal kappersinstituut; Adelaide: zesendertig, sociaal werker; en ikzelf: vijfenzestig+, voor toerisme. Zes mannen. Vancouver: vierenveertig, kno-arts; Bazel: tweeëndertig, bankier; Bonn: achtentwintig, IT’er; Toulouse: achtenveertig, leraar; Catania: zesendertig, glas-in-loodkunstenaar; Gent: drieëndertig, sportinstructeur; Burma: eenendertig, reisleider.
Onze opdracht was om na een zestiendaagse oriëntatiereis, ieder op diens vakgebied een module te schrijven en een college te geven aan vakstudenten. Tien dagen reisden we samen, zes halve dagen werden we individueel rondgereden.
Aan de bezochte projecten hadden we weinig houvast op grond waarvan we inspirerende voorstellen zouden kunnen doen. Dat had achteraf ook niemand verwacht noch teleurgesteld.
Mijn college aan een klas vol pubers, van wie ik me afvroeg of het allemaal studenten waren, vonden ze interessant. Niet om te horen hoe je toerisme moet organiseren, maar wel hoe diep mijn land onder de zeespiegel ligt, hoe vaak we onderlopen, of je gratis naar de universiteit kunt en studeren zonder tijdslimiet, of alle jongens een auto hebben en hoe het zit met de drugs.
Hun kennis van de Engelse taal had geen universitair niveau dus van een boeiende gedachtewisseling kwam niet veel terecht. Van de tolk, wiens kennis van de Engelse taal ook hopeloos gering was, wist ik niet wat hij tolkte en dus besloot ik met behulp van mijn stem en gebaren mijn verhaal te vertellen en de vragen te beantwoorden.
Een van de studenten liep na afloop met me mee naar buiten en wilde toch nog wat meer weten over de drugs, want, zo zei hij: dat had de tolk overgeslagen.
Voor mijn nachtelijk geschreven module had niemand belangstelling. Ook niet voor die van de collegae. Dan maar achtergelaten op een tafel wachtend op de schoonmaakdienst?
De pers had met een foto wel aandacht geschonken aan deze belangrijke delegatie en het met veel woorden geprezen. Als groot succes werd gemeld dat er besprekingen waren gevoerd voor studentenuitwisseling, te beginnen op korte termijn. Niemand van ons had daarover met een woord gerept.
Ieders verzoek om een eenpersoonskamer was commentaarloos in twee op een kamer geregeld. Het was het inzetten van het beproefde KGB-systeem, elkaar in de gaten houden. Voorkomen dat onder de lakens met een Birmees stiekem het gedachtegoed van de junta in natura of tegen dollars uitgewisseld zou kunnen worden.

Ik was veroordeeld om vijftien nachten in verdraagzaamheid de ruimte te delen met Adelaide. Na drie dagen was mijn flexibiliteit al flink op houdbaarheid getest. Het aantal potjes en pillen op het schap voor de spiegel blokkeerde mijn ruimte tot nauwelijks genoeg voor een tandenborstel en tube. Ik werd gerustgesteld met de uitleg: het zijn allemaal producten om af te vallen en een voor na het ontbijt om de conditie wat op te krikken. Maar dan wel een flinke dosis, want dat opgeblazen lijf in die afgrijselijke bloemetjesjurk kan wel wat missen.
Die geruststelling duurde niet lang. Ik werd gesommeerd op het bed te gaan zitten. Zij meende mij na drie dagen wel te kunnen positioneren als iemand die dringend behoefte had aan wat spirituele inzichten. Mijn rationele benadering in bepaalde situaties, zo had zij vastgesteld, was de oorzaak van fricties in mijn sociale contacten. Deze spontane openbaring op een hotelkamer in Birma was niet verrassend, niet schokkend en niet krenkend om erdoor van de wijs te raken en ik liet het voorlopig maar zo. Ik probeerde haar in de ogen te kijken, maar zij gaf geen gelegenheid. Zij draaide zich om, greep naar een tas en haalde er een pakje uit. De tarotkaarten werden tussen ons in op het bed gekwakt. Ik hield mijn mond stijf dicht. En dat was nodig, want als ik ergens lachstuipen van krijg, is als het in mijn beleving met zweverigheid te maken heeft. En als dat dan ook nog gepaard gaat met het moeten opvolgen van de uitkomst van kaartengoochelarij, dan ligt een onvriendelijke opmerking al gauw op het puntje van mijn tong.
Humeurig, in Boeddhazit op het bed en zonder blikken of blozen, heb ik het gedraai van de kaarten waargenomen. Haar begeleidend gemompel gaf de uitkomst en de betekenis daarvan voor mij aan. Heel zuinig bedankte ik voor deze eerste en tevens laatste keer. Pinnig en gevat was haar reactie: ‘Zie je nu, je bevestigt mijn analyse.’
Er zijn nog twaalf dagen wachtende voor mij.

De middag was nog lang en ik wilde per se niet terug naar het hotel teneinde wat meer van de stad te zien dan de hoofdstraat, maar niet samen met die angsthaas. Dat mens gaat me steeds meer irriteren. Is die nog nooit van het grote eiland weggeweest? Hoe is ze in deze groep terechtgekomen? Die moet ik voor een paar uurtjes zien te lozen, maar hoe? En dan moet Moeder-de-oppas ook nog op een dwaalspoor gezet worden.
Adelaide vond het helemaal niks om vrij rond te lopen in een land waarin niemand vrij is. Alles wat ze van dat land wist, was dat je je als buitenlander aan veel regels moet houden en constant geobserveerd wordt. ‘Ik heb het gevoel,’ zei ze, ‘dat er uit die winkeltjes non stop spiedende oogjes in mijn rug priemen.’
‘Jij bent een stevige tante met blonde haren tot op je heupen en op afstand ruiken ze je luxe douchegel,’ luchtte ik de in mijn buik opkomende kriebelende wrevel en voegde eraan toe: ‘Wat doe jij als in jouw dorp een vreemdeling rondloopt?’

Misschien vind je dit ook leuk :

De carriere duwers

Akky Leurink

De droom van een moeder

review:
*verplichte velden