Burn-out met de motor van de motivatie

Burn-out met de motor van de motivatie

Een ervaringsverhaal ter preventie van uitputting, burn-out en psychose

Annika Mortelmans


EUR 14,90

Formaat: 13,5 x 21,5
Pagina aantal: 126
ISBN: 978-3-99064-692-2
Publicatie datum: 21.02.2020

Uittreksel:

BURN-OUT MET DE MOTOR VAN DE MOTIVATIE

Een ervaringsverhaal ter preventie van uitputting, burn-out en psychose

Een must-read voor alle fanatici





door Annika Mortelmans


Inleiding: situatieschets

Ik ben nochtans gezond geboren. Niemand had kunnen voorspellen dat ik op mijn dertigste levensjaar zou verworden zijn tot een neuroot die alle stoelen aan de eettafel krampachtig checkt op hun al dan niet perfect horizontale positie. Om nog maar te zwijgen van de onverklaarbare neiging om elke keer weer de lavabo uit te drogen met een kraaknette handdoek wanneer een vriend of familielid daar zopas de handen in gewassen heeft na een grote of kleine sanitaire stop. Simpelweg het nat laten van de lavabo staat gelijk aan de een of andere innerlijke heroïsche strijd om niet toe te geven aan de “uitdroogdwang”. Hetzelfde geldt voor de stoelen. Om mezelf uit te dagen en vooral omdat ik gelezen heb dat je je moet verzetten tegen deze dwangneurosen (want dat zijn dit soort gedragingen dus) verplicht ik mezelf ertoe om de stoelen soms in een warrige compositie te laten staan nadat mensen langs zijn geweest bij mij. Op een goede dag weliswaar, want op slechte dagen - lees dagen waarop de dingen helemaal niet gaan zoals ik graag heb dat ze gaan - is de stoelen- en lavabodwang des te krachtiger, om niet te zeggen ronduit onweerstaanbaar.

Dat de dokter mij gisteren (19 oktober 2015) vertelde dat mijn hoeveelheid witte bloedcellen en basofielen (dat is ook een of andere bloedcel) ver onder de normale waarden ligt, is nu niet direct een nieuwtje dat mijn dag tot een goede dag maakt. Laat staan dat ik ooit zou hebben verwacht dat mijn supergetrainde kathedraal van een lichaam het op een dag zou laten afweten. De shock werd nog erger toen de dokter me op milde wijze verplichtte tot platte rust om te voorkomen dat de fysieke uitputting zou verergeren.
Toen ik iemand van mijn werk tegenkwam, waarschuwde die mij vooral voor het doorploegen van het internet omtrent uitputtingsverschijnselen en burn-out, maar vanzelfsprekend was het kwaad toen al geschied. Ik denk dat ik bijna kan gelden als de nieuwe autoriteit op het vlak van zelf vergaarde informatie ter zake. Wat echter wel heel erg is opgevallen, is dat de meeste informatie het heeft over “wat na de uitputting en een eventuele echte keiharde burn-out?” maar niet over “hoe voorkom ik uitputting en een burn-out?”. Los van eventuele therapeutische voordelen voor mezelf om deze kwestie op papier te zetten, kan het misschien ook van nut zijn om andere fanatici te waarschuwen. Want dat er veel fanatici onze arbeidsmarkt bevolken, is een understatement.
De juridische omgeving waarin ikzelf acht jaar beroepsactief ben geweest na vijf jaar studie rechten, stroomt in feite net niet over van uitslovers die niets anders doen dan het ene artikel na het andere publiceren, de ene lezing na de andere geven, zichzelf achterna hollend van vergadering naar vergadering, continu zoekend naar hoe ze zichzelf professioneel nog beter en krachtiger op de (professionele) kaart kunnen zetten. Advocaten, rechters en wetenschappers hollen van hot naar her om hun rechtszaken en professionele verplichtingen toch nog maar te kunnen combineren met hun familiale verplichtingen en sociale leven. Lopen, lopen, lopen, en allemaal om ter snelst zonder ook maar een moment te stoppen om te ademen. Of toch wel, één keer per jaar wordt er gestopt om te ademen, tijdens de jaarlijkse vakantie. Sommigen onder hen zijn dan zo pompaf dat ze enkel met rugpijn, hoofdpijn, keelpijn en een doos aspirines als gezelschap in de zetel aan het zwembad kunnen “suffen”. Wanneer de ergste decompensatieverschijnselen achter de rug zijn en hun lichaam eindelijk weer in staat is om te genieten van de welverdiende vakantie, is die vakantie vaak al grotendeels achter de rug en staat het nieuwe jaar klaar met een nieuwe berg heel interessant werk.
Het zich met alle, al dan niet bewuste, wil van de wereld te pletter werken, beperkt zich evenwel niet tot de juridische wereld. Het is een fenomeen dat we ook tegenkomen in de medische sector (de wereld van artsen, verplegers en zorgkundigen) en in de opvangsector. Met het woord opvangsector doel ik dan in het bijzonder op de mensen die zich met hart en ziel inzetten voor asielzoekers en vluchtelingen, een zeer veeleisende en maatschappelijk ondankbare taak in het licht van het hedendaagse politieke landschap waarin NVA en Vlaams Belang de toon zetten. Een andere omgeving waarin het harde werken een conditio sine qua non is voor persoonlijk en financieel succes is het academische milieu, de wereld van de universiteiten en de laboratoria, van de wereldvermaarde professoren en hun ambitieuze assistenten die met alle plezier nachten, weekends en soms ook vrije tijd opofferen om te voldoen aan de voortdurende publish or perish druk, ook wel “publiceer of verdwijn” in het Nederlands. De druk om te publiceren, om nieuwe onderzoeksresultaten voort te brengen, om onderzoeksgelden binnen te halen, richt veel jonge en oude wetenschappers bewust of onbewust ten gronde en zorgt voor een prestatiecultuur waarin een goede combinatie werk en gezin/sociale leven enkel is weggelegd voor zeer bewust levende en assertieve menselijke wezens.
In al de sectoren die ik opsomde - en ik weet dat er zeker nog meer beroepssectoren zijn waarin fanatieke mensen actief zijn (zoals vakbonden enz.), - zijn er echter ook mensen genoeg die erin lijken te slagen om hun passie, bevlogenheid of fanatisme te combineren met een gelukkig gezinsleven en dito sociale leven. Het is zo dat het ook hoort te zijn. Het is verkeerd te denken dat we moeten kiezen tussen onze loopbaan en ons privéleven. Het draait gewoon allemaal om de juiste mindset. Maar de vraag is dan eerst hoe we kunnen komen tot deze juiste mindset? Hoe voorkomen we met andere woorden syndromen als burn-out? Wat zijn tekenen aan de fysieke en mentale wand die we absoluut niet mogen voelen? Wat zijn de oorzaken van burn-out? Zijn er manieren om het herstel te bevorderen eens de uitputting of de burn-out zijn ontstaan en we ons heil moeten zoeken in een curatieve in plaats van preventieve benadering?
Al deze en andere vragen verduidelijk ik in deze bijdrage, doorspekt met voldoende voorbeelden in een ervaringsverhaal. Wist u dat een burn-out, naast een vergevorderd uitputtingssyndroom met fysieke en mentale verschijnselen, ook een soort van machotruc is die bedreven automobilisten en motorrijders soms uithalen door hun opgefokte bolide snel in een hogere versnelling te schakelen en vervolgens de hand- en/of achterrem bruusk op te trekken of aan te leggen? Door het plotselinge dichtgooien van de remmen breekt de auto of motor uit naar rechts, een zwarte streep trekkend over het asfalt, met gierende banden en met de geur van verbrande rubber alom aanwezig. Wie zichzelf terug kan vinden na uitputting of burn-out heeft de sleutel in handen om naar de toekomst toe vol kracht te genieten van leuke burn-outs met zijn motivatiemotor, machokunstjes waarin elk kunstje je meer plezier schenkt dat je ooit had kunnen dromen. Waarbij dit alles geen moeite kost en waarbij je beroepsactieve loopbaan en je privéleven een harmonieus geheel zouden kunnen vormen. Hoe dit kan, beschrijf ik in dit boek.

Ik wens u alvast veel leesplezier. Ik heb geprobeerd om het een beetje luchtig te schrijven. Niemand heeft immers nood aan een zware tekst over een onderwerp als dit.













Hoofdstuk 1: Hoe is het zo ver kunnen komen?

Laten we even teruggaan naar mijn eigen situatie van dwangneurosen en burn-out, want ik zie u denken ‘hoe is dat dan allemaal zo ver kunnen komen?’ Los van het erfelijke aspect, want het schijnt dat de aanleg voor dwangneurosen ten dele erfelijk is bepaald, begon alles op 1 oktober 2014. Wellicht begon alles nog veel vroeger maar ik moet ergens beginnen. Op 1 oktober 2014 was ik erg in mijn nopjes, want ik had pas een nieuwe job gevonden als jurist bij het College van procureurs-generaal te Brussel. Ik was enorm opgetogen om de eer die mij te beurt viel om voortaan mee te werken aan de verslagen van de vergaderingen die het College van procureurs-generaal regelmatig houdt met het College van het Openbaar Ministerie. Ook werd ik als jurist toegevoegd aan vergaderingen van de Raad van Arbeidsauditeurs en mocht ik een bijdrage leveren ter ondersteuning van de expertisenetwerken strafrechtspleging, strafuitvoering en sociaal strafrecht. Ik ga niet te veel uitweiden over wat deze vergaderingen allemaal precies doen, want ik neem aan dat dat voor de niet-jurist niet onmiddellijk heel interessant is. Het komt er kort gezegd op neer dat al deze instanties instaan voor het uittekenen van de beleidslijnen op het gebied van het strafrecht en het strafprocesrecht. Er zijn in ons Belgenland vijf procureurs-generaal die samen met een federale procureur de bakens uitzetten in overleg met hun expertisenetwerken van hoe om te gaan met bepaalde criminaliteitsfenomenen. Vragen als: hoe moeten we omgaan met fiscale fraude, hoe mensenhandel tegen te gaan, wat moeten de lokale parketten van de procureurs des konings allemaal doen in samenwerking met de politie om al deze grote en kleine criminaliteit de baas te blijven en om voor de burger een veilige(re) samenleving te creëren.

Toen ik echter begon op het College van procureurs-generaal, op die ene oktober van 2014, gunde ik mijzelf echter niet de luxe om mij te beperken tot één job. Ik was sinds oktober 2008 gestart met een doctoraatsproefschrift in de rechten. In september 2014 liep mijn betaalde aanstelling als assistent aan de universiteit af en omdat ik al verstijfde bij de angst om niet langer een inkomen te hebben (want de lening loopt door), wilde ik per direct weer aan de slag. Ik werkte echter voor en na mijn betaalde job op het College nog verder aan het doctoraat. Dat doctoraat was immers nog niet volledig af en mijn professorenteam was erg bedreven in het maken van allerhande nuttige opmerkingen om mijn doctoraat naar een hoger niveau te tillen. Plichtsbewust als ik was, achtte ik het dan ook niet meer dan normaal dat al deze opmerkingen zo minutieus mogelijk verwerkt werden in het proefschrift. De innerlijke onrust en de knoop in mijn maag die ik daarbij stilaan begon te voelen, trachtte ik met alle macht van de wereld te negeren. Want komaan, ik was toch geen softie?
Het doctoraat opgeven was absoluut niet aan de orde. Ik had er immers al vele jaren aan gewerkt, vaak weekends inclusief. Als ik eerlijk ben, heb ik er sommige jaren amper vakantie voor genomen.

BURN-OUT MET DE MOTOR VAN DE MOTIVATIE

Een ervaringsverhaal ter preventie van uitputting, burn-out en psychose

Een must-read voor alle fanatici





door Annika Mortelmans


Inleiding: situatieschets

Ik ben nochtans gezond geboren. Niemand had kunnen voorspellen dat ik op mijn dertigste levensjaar zou verworden zijn tot een neuroot die alle stoelen aan de eettafel krampachtig checkt op hun al dan niet perfect horizontale positie. Om nog maar te zwijgen van de onverklaarbare neiging om elke keer weer de lavabo uit te drogen met een kraaknette handdoek wanneer een vriend of familielid daar zopas de handen in gewassen heeft na een grote of kleine sanitaire stop. Simpelweg het nat laten van de lavabo staat gelijk aan de een of andere innerlijke heroïsche strijd om niet toe te geven aan de “uitdroogdwang”. Hetzelfde geldt voor de stoelen. Om mezelf uit te dagen en vooral omdat ik gelezen heb dat je je moet verzetten tegen deze dwangneurosen (want dat zijn dit soort gedragingen dus) verplicht ik mezelf ertoe om de stoelen soms in een warrige compositie te laten staan nadat mensen langs zijn geweest bij mij. Op een goede dag weliswaar, want op slechte dagen - lees dagen waarop de dingen helemaal niet gaan zoals ik graag heb dat ze gaan - is de stoelen- en lavabodwang des te krachtiger, om niet te zeggen ronduit onweerstaanbaar.

Dat de dokter mij gisteren (19 oktober 2015) vertelde dat mijn hoeveelheid witte bloedcellen en basofielen (dat is ook een of andere bloedcel) ver onder de normale waarden ligt, is nu niet direct een nieuwtje dat mijn dag tot een goede dag maakt. Laat staan dat ik ooit zou hebben verwacht dat mijn supergetrainde kathedraal van een lichaam het op een dag zou laten afweten. De shock werd nog erger toen de dokter me op milde wijze verplichtte tot platte rust om te voorkomen dat de fysieke uitputting zou verergeren.
Toen ik iemand van mijn werk tegenkwam, waarschuwde die mij vooral voor het doorploegen van het internet omtrent uitputtingsverschijnselen en burn-out, maar vanzelfsprekend was het kwaad toen al geschied. Ik denk dat ik bijna kan gelden als de nieuwe autoriteit op het vlak van zelf vergaarde informatie ter zake. Wat echter wel heel erg is opgevallen, is dat de meeste informatie het heeft over “wat na de uitputting en een eventuele echte keiharde burn-out?” maar niet over “hoe voorkom ik uitputting en een burn-out?”. Los van eventuele therapeutische voordelen voor mezelf om deze kwestie op papier te zetten, kan het misschien ook van nut zijn om andere fanatici te waarschuwen. Want dat er veel fanatici onze arbeidsmarkt bevolken, is een understatement.
De juridische omgeving waarin ikzelf acht jaar beroepsactief ben geweest na vijf jaar studie rechten, stroomt in feite net niet over van uitslovers die niets anders doen dan het ene artikel na het andere publiceren, de ene lezing na de andere geven, zichzelf achterna hollend van vergadering naar vergadering, continu zoekend naar hoe ze zichzelf professioneel nog beter en krachtiger op de (professionele) kaart kunnen zetten. Advocaten, rechters en wetenschappers hollen van hot naar her om hun rechtszaken en professionele verplichtingen toch nog maar te kunnen combineren met hun familiale verplichtingen en sociale leven. Lopen, lopen, lopen, en allemaal om ter snelst zonder ook maar een moment te stoppen om te ademen. Of toch wel, één keer per jaar wordt er gestopt om te ademen, tijdens de jaarlijkse vakantie. Sommigen onder hen zijn dan zo pompaf dat ze enkel met rugpijn, hoofdpijn, keelpijn en een doos aspirines als gezelschap in de zetel aan het zwembad kunnen “suffen”. Wanneer de ergste decompensatieverschijnselen achter de rug zijn en hun lichaam eindelijk weer in staat is om te genieten van de welverdiende vakantie, is die vakantie vaak al grotendeels achter de rug en staat het nieuwe jaar klaar met een nieuwe berg heel interessant werk.
Het zich met alle, al dan niet bewuste, wil van de wereld te pletter werken, beperkt zich evenwel niet tot de juridische wereld. Het is een fenomeen dat we ook tegenkomen in de medische sector (de wereld van artsen, verplegers en zorgkundigen) en in de opvangsector. Met het woord opvangsector doel ik dan in het bijzonder op de mensen die zich met hart en ziel inzetten voor asielzoekers en vluchtelingen, een zeer veeleisende en maatschappelijk ondankbare taak in het licht van het hedendaagse politieke landschap waarin NVA en Vlaams Belang de toon zetten. Een andere omgeving waarin het harde werken een conditio sine qua non is voor persoonlijk en financieel succes is het academische milieu, de wereld van de universiteiten en de laboratoria, van de wereldvermaarde professoren en hun ambitieuze assistenten die met alle plezier nachten, weekends en soms ook vrije tijd opofferen om te voldoen aan de voortdurende publish or perish druk, ook wel “publiceer of verdwijn” in het Nederlands. De druk om te publiceren, om nieuwe onderzoeksresultaten voort te brengen, om onderzoeksgelden binnen te halen, richt veel jonge en oude wetenschappers bewust of onbewust ten gronde en zorgt voor een prestatiecultuur waarin een goede combinatie werk en gezin/sociale leven enkel is weggelegd voor zeer bewust levende en assertieve menselijke wezens.
In al de sectoren die ik opsomde - en ik weet dat er zeker nog meer beroepssectoren zijn waarin fanatieke mensen actief zijn (zoals vakbonden enz.), - zijn er echter ook mensen genoeg die erin lijken te slagen om hun passie, bevlogenheid of fanatisme te combineren met een gelukkig gezinsleven en dito sociale leven. Het is zo dat het ook hoort te zijn. Het is verkeerd te denken dat we moeten kiezen tussen onze loopbaan en ons privéleven. Het draait gewoon allemaal om de juiste mindset. Maar de vraag is dan eerst hoe we kunnen komen tot deze juiste mindset? Hoe voorkomen we met andere woorden syndromen als burn-out? Wat zijn tekenen aan de fysieke en mentale wand die we absoluut niet mogen voelen? Wat zijn de oorzaken van burn-out? Zijn er manieren om het herstel te bevorderen eens de uitputting of de burn-out zijn ontstaan en we ons heil moeten zoeken in een curatieve in plaats van preventieve benadering?
Al deze en andere vragen verduidelijk ik in deze bijdrage, doorspekt met voldoende voorbeelden in een ervaringsverhaal. Wist u dat een burn-out, naast een vergevorderd uitputtingssyndroom met fysieke en mentale verschijnselen, ook een soort van machotruc is die bedreven automobilisten en motorrijders soms uithalen door hun opgefokte bolide snel in een hogere versnelling te schakelen en vervolgens de hand- en/of achterrem bruusk op te trekken of aan te leggen? Door het plotselinge dichtgooien van de remmen breekt de auto of motor uit naar rechts, een zwarte streep trekkend over het asfalt, met gierende banden en met de geur van verbrande rubber alom aanwezig. Wie zichzelf terug kan vinden na uitputting of burn-out heeft de sleutel in handen om naar de toekomst toe vol kracht te genieten van leuke burn-outs met zijn motivatiemotor, machokunstjes waarin elk kunstje je meer plezier schenkt dat je ooit had kunnen dromen. Waarbij dit alles geen moeite kost en waarbij je beroepsactieve loopbaan en je privéleven een harmonieus geheel zouden kunnen vormen. Hoe dit kan, beschrijf ik in dit boek.

Ik wens u alvast veel leesplezier. Ik heb geprobeerd om het een beetje luchtig te schrijven. Niemand heeft immers nood aan een zware tekst over een onderwerp als dit.













Hoofdstuk 1: Hoe is het zo ver kunnen komen?

Laten we even teruggaan naar mijn eigen situatie van dwangneurosen en burn-out, want ik zie u denken ‘hoe is dat dan allemaal zo ver kunnen komen?’ Los van het erfelijke aspect, want het schijnt dat de aanleg voor dwangneurosen ten dele erfelijk is bepaald, begon alles op 1 oktober 2014. Wellicht begon alles nog veel vroeger maar ik moet ergens beginnen. Op 1 oktober 2014 was ik erg in mijn nopjes, want ik had pas een nieuwe job gevonden als jurist bij het College van procureurs-generaal te Brussel. Ik was enorm opgetogen om de eer die mij te beurt viel om voortaan mee te werken aan de verslagen van de vergaderingen die het College van procureurs-generaal regelmatig houdt met het College van het Openbaar Ministerie. Ook werd ik als jurist toegevoegd aan vergaderingen van de Raad van Arbeidsauditeurs en mocht ik een bijdrage leveren ter ondersteuning van de expertisenetwerken strafrechtspleging, strafuitvoering en sociaal strafrecht. Ik ga niet te veel uitweiden over wat deze vergaderingen allemaal precies doen, want ik neem aan dat dat voor de niet-jurist niet onmiddellijk heel interessant is. Het komt er kort gezegd op neer dat al deze instanties instaan voor het uittekenen van de beleidslijnen op het gebied van het strafrecht en het strafprocesrecht. Er zijn in ons Belgenland vijf procureurs-generaal die samen met een federale procureur de bakens uitzetten in overleg met hun expertisenetwerken van hoe om te gaan met bepaalde criminaliteitsfenomenen. Vragen als: hoe moeten we omgaan met fiscale fraude, hoe mensenhandel tegen te gaan, wat moeten de lokale parketten van de procureurs des konings allemaal doen in samenwerking met de politie om al deze grote en kleine criminaliteit de baas te blijven en om voor de burger een veilige(re) samenleving te creëren.

Toen ik echter begon op het College van procureurs-generaal, op die ene oktober van 2014, gunde ik mijzelf echter niet de luxe om mij te beperken tot één job. Ik was sinds oktober 2008 gestart met een doctoraatsproefschrift in de rechten. In september 2014 liep mijn betaalde aanstelling als assistent aan de universiteit af en omdat ik al verstijfde bij de angst om niet langer een inkomen te hebben (want de lening loopt door), wilde ik per direct weer aan de slag. Ik werkte echter voor en na mijn betaalde job op het College nog verder aan het doctoraat. Dat doctoraat was immers nog niet volledig af en mijn professorenteam was erg bedreven in het maken van allerhande nuttige opmerkingen om mijn doctoraat naar een hoger niveau te tillen. Plichtsbewust als ik was, achtte ik het dan ook niet meer dan normaal dat al deze opmerkingen zo minutieus mogelijk verwerkt werden in het proefschrift. De innerlijke onrust en de knoop in mijn maag die ik daarbij stilaan begon te voelen, trachtte ik met alle macht van de wereld te negeren. Want komaan, ik was toch geen softie?
Het doctoraat opgeven was absoluut niet aan de orde. Ik had er immers al vele jaren aan gewerkt, vaak weekends inclusief. Als ik eerlijk ben, heb ik er sommige jaren amper vakantie voor genomen.

Misschien vind je dit ook leuk :

Burn-out met de motor van de motivatie

Bert Bruin

De verzetsgroep van Jacob Hof

review:
*verplichte velden