15 augustus, impact van een Indische jeugd

15 augustus, impact van een Indische jeugd

Leo van der Weele


EUR 13,90

Formaat: 13,5 x 21,5
Pagina aantal: 56
ISBN: 978-3-99107-321-5
Publicatie datum: 15.01.2021

Uittreksel:

Hoofdstuk 1


15 augustus
Ik kijk naar de televisie en zie een groen veld met mensen, heel veel mensen, op stoeltjes of staand of zittend in een rolstoel. Op de achtergrond luidt zwaar een klok. Die komt in beeld. Militairen luiden de klok. Er komen nog mensen aanlopen. De presentator van het programma komt in beeld. "Goedemorgen dames en heren, het is 15 augustus, u kijkt naar de Indië-herdenking."

Ik kijk naar buiten, geen vlag te zien, terwijl het toch een bijzondere dag is, een herdenking. Ik heb de afgelopen dagen aan diverse mensen gevraagd wat de datum 15 augustus voor ze betekende. Slechts vragende blikken kreeg ik als reactie. Het is onwetendheid, geen onwil, denk ik.
Ik vroeg het ook aan mijn thuiszorgster, een meisje van een jaar of twintig. Ook zij had geen idee van de betekenis van die datum. Ik heb haar verteld over de herdenking. Even een sprongetje in de tijd: een paar dagen later vertelde ze me dat ze op 15 augustus aan mij had gedacht. Ik vind dat ontroerend.

Radio en televisie riepen al dagen de mensen op aandacht te besteden aan de herdenking, erheen te gaan, als teken van verbondenheid de Melati te dragen. De oproep komt niet over. Blijkbaar. Toch eindigde pas op 15 augustus 1945 voor het Koninkrijk der Nederlanden de Tweede Wereldoorlog en niet op 5 mei 1945.
Ik vind dat de majesteit een slecht voorbeeld geeft door slechts één keer in de vijf jaar de herdenking bij te wonen. De koninklijke familie is toch groot genoeg om elk jaar een lid af te vaardigen om mee te doen aan de herdenking van het einde van de oorlog en de bevrijding van Nederlands-Indië.
Op 4 en 5 mei is de majesteit, met familie, altijd actief met eerst herdenken en daarna uitbundig feesten, terwijl het feitelijk onjuist is die datum te nemen als einde van de oorlog. Minister-president Rutte is wel altijd aanwezig. Maar die heeft ook familie met een Indisch verleden. Mogelijk zou hij er ook zijn als dat niet zo was.

De camera strijkt langs de bezoekers. Er zijn de notabelen. De regering is vertegenwoordigd. En het parlement. De legerstaf zit er en vertegenwoordigers van de toenmalige geallieerden. Maar vooral zie je gewone mensen. Heel veel met zichtbaar een Indisch verleden. De meesten zijn oud. De oud-militairen hebben hun uniform aan met talrijke onderscheidingstekens. Ze salueren, zittend in hun rolstoel, stram voor de vlag en voor het volkslied. Indrukwekkend en ontroerend. Maar er is ook jeugd. Gelukkig. De nagedachtenis aan de oorlog in Nederlands-Indië blijft en moet blijven.

Het prachtige, indringende monument wordt getoond. Het is er pas sinds 15 augustus 1988. Toen pas kregen de mensen uit Indië hun eigen monument en hun eigen herdenking.
Een koor zingt het Onze Vader en andere plechtstatige liederen met een Indisch tintje. Een zanger zingt bewogen een toepasselijk lied. Er zijn toespraken. De sprekers hebben allen een band met Indië, door er zelf te zijn geweest, door een familieband, door een specifieke deskundigheid. Ze hebben een betrokkenheid met Indië gemeen.
Indrukwekkend vind ik de leerling van het VCL, de Haagse school die het monument heeft geadopteerd. Dapper om te spreken voor zo’n groot publiek en zoveel televisiekijkers. Het is een mooi, betrokken verhaal.
Er is een minuut stilte, het Wilhelmus klinkt en er is de kranslegging. De regering, het parlement en andere organisaties leggen een krans. Vertegenwoordigers van de geallieerden en van Indonesië leggen hun krans. Ook de legerstaf is erbij en vertegenwoordigers van de strijdkrachten die de oorlog met Japan hebben gevoerd. Indrukwekkend is de kranslegging namens de burgerslachtoffers. Een oude dame, die zelf in een jappenkamp heeft gezeten, wordt ondersteund door haar dochter en haar kleindochter. Mooi is hierbij de betrokkenheid van de jongere generaties.

En dan geeft de televisie de nabespreking. Betrokkenen met een bepaalde deskundigheid geven hun mening over de herdenking. Is het goed zoals de herdenking wordt uitgevoerd? Ja, het was goed, heel indrukwekkend en het herdenken moet blijven, vinden de deskundigen. Maar….
En dan krijg je het bekende door deskundigen verpesten van mooie dingen. Precies als met 4 en 5 mei vinden ze dat de opzet ruimer moet, het moet meer boodschap hebben. De plechtigheid moet in een breder kader worden gezet. Niet alleen, zoals nu, moet de Bersiap bij de herdenking worden betrokken, maar ook de politionele acties. Zij vinden dat we niet voorbij mogen gaan aan de stoute dingen die onze soldaten toen hebben gedaan. En eigenlijk moeten we ook ons hele koloniale verleden bij het herdenken betrekken, moeten we laten zien hoe slecht wij toen waren.
Weg goed gevoel over de Indië-herdenking.

Het is toch een bizar idee dat de geschiedenis kan worden herschreven, overnieuw kan worden gedaan. We mogen dan wel niet blij zijn met de daden van mannen als J.P. Coen, maar die hebben wel plaatsgevonden en het weghalen van straatnamen, standbeelden en schilderijen verandert daar niets aan. Het ontkennen van de geschiedenis doet denken aan wat de jappen doen met de Tweede Wereldoorlog: hun rol gewoon weglaten uit hun geschiedenisboeken.

Ik ga verder in op de politionele acties. Ook omdat er in deze tijd op diverse plaatsen plechtigheden zijn voor de soldaten die daaraan hebben deelgenomen.
De manier waarop Indonesië de, natuurlijk terechte, zelfstandigheid bevocht, heeft veel kwaad bloed gezet. De Bersiap was een gruwelijke moordpartij die heel veel Nederlandse slachtoffers heeft geëist. Toen werden de politionele acties ingezet. Angst bij de in Indië verblijvende Hollanders voor eigen veiligheid, ijdele hoop dat we Indië in een of andere vorm konden behouden en zeker ook boosheid om de Bersiap speelden een rol. Er is geen groep mensen zo miskend als de jongens die meegedaan hebben aan de politionele acties.
Moet je je eens voorstellen. Je bent een knul van negentien uit Uithuizermeeden waarvoor de stad Groningen al ver weg is. Dan word je met een marginale training pardoes geplaatst in het tropische Indonesië. Daar sta je dan op wacht. Het is volmaakt donker. Je hoort allerlei vreemde geluiden. Van dieren, mogelijk ook van mensen. Zijn het vijanden? De uitgezonden patrouille komt terug. Er wordt een man vermist. Ze hebben gezocht maar hem niet gevonden. Die man wordt de volgende dag wel gevonden, op een gruwelijke manier vermoord. Is het dan gek als je de kampong in brand steekt? Terug in Holland word je als dank voor je inzet, je moed, je angst, je dode kameraden, alleen maar gekrenkt. “Jij vuile moordenaar” hoor je dan.
Natuurlijk waren er excessen, bijvoorbeeld gepleegd door Westerling en zijn maten. Maar het was feitelijk oorlog en die is nooit netjes. Er vallen altijd slachtoffers. Zeker in een guerrilla-oorlog gebeuren vreselijke dingen. Moet Nederland excuses aanbieden? Dat is bij diverse gelegenheden gebeurd, hoewel Indonesië daar niet op zat te wachten. Voor mij had dat niet gehoeven, en hoeft het nooit, het was tenslotte oorlog. Er zijn ook Indonesiërs schadeloos gesteld. Dat kan. Moet Indonesië excuses aanbieden voor hun misdaden tijdens de politionele acties? Om dezelfde reden, het was oorlog, hoeft dat voor mij niet. Moeten ze excuses aanbieden voor hun misdaden tijdens de Bersiap? Dat was geen oorlog en de Nederlandse burgers waren totaal onschuldig en machteloos. Dus ja. Maar ongetwijfeld heeft geen Indonesiër een moment aan het aanbieden van excuses gedacht. Laat staan aan schadeloosstelling.

De tijd schrijdt voort. Mijn stellingname krijgt een vervolg. Onze koning heeft bij een bezoek aan Indonesië zijn excuses aangeboden voor de excessen in de periode 1945-1949. Een uiterst pijnlijke knieval voor die Nederlanders die zwelgen in geestelijke zelfverminking en voor het belang van handelsbetrekkingen. De Nederlanders die uit Indië komen en de deelnemers aan de politionele acties, worden alweer niet serieus genomen en achtergesteld bij de zelfverminkers. Verbijsterend is ook dat eventuele excessen nog in onderzoek zijn en dan ook niet zijn bewezen. Natuurlijk is de regering verantwoordelijk voor de daden van de majesteit, maar dat deze zich voor deze excuses leent, pleit niet voor hem.

Wie zijn die oud-militairen bij de herdenking? Gezien hun leeftijd moeten het mannen zijn die hebben deelgenomen aan politionele acties. Of oud-KNIL-soldaten die toen Indonesië het heft helemaal in handen had genomen, naar Nederland werden gestuurd. Ze werden afgevoerd uit, wat ze voelden als, hun land. Ze rekenden erop dat ze ooit zouden terugkeren naar hun land en dat Nederland daarvoor zou zorgen. Het is niet gebeurd. De frustraties van de Molukkers hierover zijn zeer begrijpelijk.

Ook worden de gewone mensen door de televisiepresentator gevraagd waarom ze naar de herdenking waren gekomen en hoe ze het hadden gevonden.
“Waarom bent u bij de herdenking?”
“Ik kom om mijn moeder te herdenken, die in het kamp Banjoebiroe is gestorven.”
“Heeft u zelf ook in een kamp gezeten?”
“Ja, ik zat ook in Banjoebiroe en mijn broer zat in het mannen- en jongenskamp Bangkong.”
“Aan wie denkt u op deze herdenking?”
“Aan mijn familie die doordat ze Indisch waren buiten de kampen zijn gebleven maar het daar mateloos zwaar hebben gehad, misschien nog wel moeilijker dan de mensen in de kampen.”
“En u, waar denkt u aan?”
“Ik denk aan mijn vader die in de slag op de Javazee is omgekomen. Ik zat zelf met mijn moeder en mijn zusje in het beruchte kamp Tjideng in Batavia. Wij zijn er goed uitgekomen.”
“En u meneer? Heeft u zelf in een kamp gezeten?”
“Ja, eerst in Ambarawa en daarna als jongetje van elf in een mannenkamp, Bangkong.”
“En wat is uw motief om hier te zijn?”
“De Bersiap. Ik herdenk al die mensen die zo gruwelijk zijn vermoord. Zelf heb ik geen problemen gehad, mede door het feit dat we in het kamp bleven, moesten blijven, en daar door de jap werden beschermd tot Britse troepen namens de geallieerden het half oktober overnamen. Bizar idee dat de jap ons eerst gevangen hield en aan alle kanten vernederde en ons nu beschermde tegen de peloppers.”
“Heeft u een speciale reden om bij de herdenking te zijn?”
“Ja, voor mijn vader die aan de Birma-spoorweg heeft gewerkt en het niet heeft overleefd.”
“Heeft u, mevrouw, een persoon waarvoor u speciaal hier bent?”
“Mijn vader, die in Japan heeft moeten werken. Hij heeft de atoombom zien vallen, maar heeft dat wonderlijk genoeg overleefd. Helaas is hij in Holland als gevolg van een in de oorlog opgelopen trauma alsnog overleden.”
“Bent u hier met een speciale reden, meneer?”
“Zeker. Ik herdenk mijn vader die is verdronken toen de Junyo Maru bij vergissing werd getorpedeerd door een Brits oorlogsschip. Er zijn daarbij zo’n 5600 slachtoffers gevallen.”
“En jij, jongedame, waarom ben jij hier?”
“Meegevoel, belangstelling. Ik ben zelf nooit in Indië geweest en ook mijn familie was daar niet. Maar ik wil het verhaal horen van de mensen die wel in de jappenkampen hebben gezeten. Ook heb ik er veel over gelezen. Ik zet dan de huidige opvangkampen voor vluchtelingen af tegen de jappenkampen. Hoe verschrikkelijk die ook zijn, ze zijn heilig ten opzichte van de jappenkampen. En de ellende daarvan is weer eindeloos minder dan de Duitse vernietigingskampen. Schandalig genoeg zijn de huidige vluchtelingen niet erg welkom in ons land. Maar dat gold ook voor de gerepatrieerden uit de jappenkampen. ‘Pinda! Jullie nemen onze huizen in en pakken onze banen af.’ ‘Kolonialisten!’”

Zo worden allerlei ervaringen verteld. Allen zijn blij met de bijeenkomst. Ze voelen hun onderlinge band. Het onbegrip in Nederland deert ze niet. Misschien is het ook wel goed, een herdenking voor hun eigen kring. Ze leggen bloemen en gaan heen met hun gedachten bij hun verwanten uit Nederlands-Indië, tempo doeloe. Ze vormen een gemeenschap, de Indische gemeenschap.

Ik zat voor de televisie, de Melati opgespeld. Ik voelde me erbij horen, bij de mensen op de herdenking, bij de Indische gemeenschap. Ik keek terug op mijn tijd in Indië, de vooroorlogse periode, de kamptijd. Ik was toen te jong, aan het einde van de oorlog bijna negen jaar, om alles te beseffen. Ik dacht vooral aan mijn moeder die het zwaar heeft gehad, wat ik pas veel later echt besefte. Gelukkig heeft onze hele familie het overleefd.

Ik ga mijn herinneringen opschrijven. Zoals zo velen hebben gedaan, meestal pas heel veel jaren na de bevrijding. Mijn verhaal is hetzelfde als dat van die andere schrijvers, maar een beetje anders. Zoals alle jappenkampen hetzelfde waren, maar een beetje anders. Geen nieuwe informatie dus, ik zal de geschiedenis niet verrijken, maar ik ben het kwijt en hopelijk vindt iemand het interessant.

Voor wie schrijf ik mijn Indische geschiedenis? Zijn het de mensen die ook in het jappenkamp hebben gezeten? Die kennen de geschiedenis wel, want het was ook hun geschiedenis, althans in grote lijnen. Maar toch lezen zij, net als ik, de boeken over Indië, over de jappenkampen.
Ik zat van 1949 tot 1954 op een middelbare school, het Kennemer Lyceum in Overveen, waar toen meer dan 30% van de leerlingen een Indisch verleden had. Dat was ook bewust beleid van de school: plaats bieden aan jappenkampkinderen. De locatie, gemeente Bloemendaal, was ook heel geschikt. Door de vele grote huizen, woonden veel gezinnen uit Indië in die gemeente en omgeving. Vaak woonden een paar gezinnen samen in een huis of op een etage van zo’n groot huis. Wij woonden ook op zo’n etage.
Wij, scholieren, wisten van elkaar dat we uit Indië kwamen, maar praatten er nooit over. We wisten niet eens in welk kamp ze hadden gezeten. Zelfs van mijn beste vriend en klasgenoot wist ik dat niet. Toch vormden we een enigszins aparte groep doordat we dezelfde ervaring deelden. We hoefden onze ervaringen niet met elkaar te delen, want die kenden we wel, ongeveer tenminste.
Opgesloten, honger, angst voor de jap, eindeloze appels, met veel mensen samen in een te kleine woning of barak, overlopende beerputten en riolen, geen onderwijs, verveling, onzekerheid over de familie die in een ander kamp zat, onzekerheid over de afloop. De niet-Indische kinderen hoefden ons verhaal niet te horen. Zij hadden hun eigen geschiedenis. Ik was getrouwd met een meisje dat ook de jappenkampen had meegemaakt. Wij praatten daar uiterst zelden over, want we wisten alles wel.
Voor wij schrijf ik dan wel? Voor mezelf, dan schrijf ik het van me af. Voor mijn kinderen en kleinkinderen die willen weten van de geschiedenis van hun (groot)moeder en hun (groot)vader. Ook schrijf ik voor die anderen met hun jappenkamp verleden die er nooit genoeg van krijgen erover te lezen. Maar ook voor degenen die er niet bij waren maar het wel willen weten. Ten slotte lever ik een piepkleine bijdrage aan de geschiedschrijving. Hoop ik.

Hoofdstuk 1


15 augustus
Ik kijk naar de televisie en zie een groen veld met mensen, heel veel mensen, op stoeltjes of staand of zittend in een rolstoel. Op de achtergrond luidt zwaar een klok. Die komt in beeld. Militairen luiden de klok. Er komen nog mensen aanlopen. De presentator van het programma komt in beeld. "Goedemorgen dames en heren, het is 15 augustus, u kijkt naar de Indië-herdenking."

Ik kijk naar buiten, geen vlag te zien, terwijl het toch een bijzondere dag is, een herdenking. Ik heb de afgelopen dagen aan diverse mensen gevraagd wat de datum 15 augustus voor ze betekende. Slechts vragende blikken kreeg ik als reactie. Het is onwetendheid, geen onwil, denk ik.
Ik vroeg het ook aan mijn thuiszorgster, een meisje van een jaar of twintig. Ook zij had geen idee van de betekenis van die datum. Ik heb haar verteld over de herdenking. Even een sprongetje in de tijd: een paar dagen later vertelde ze me dat ze op 15 augustus aan mij had gedacht. Ik vind dat ontroerend.

Radio en televisie riepen al dagen de mensen op aandacht te besteden aan de herdenking, erheen te gaan, als teken van verbondenheid de Melati te dragen. De oproep komt niet over. Blijkbaar. Toch eindigde pas op 15 augustus 1945 voor het Koninkrijk der Nederlanden de Tweede Wereldoorlog en niet op 5 mei 1945.
Ik vind dat de majesteit een slecht voorbeeld geeft door slechts één keer in de vijf jaar de herdenking bij te wonen. De koninklijke familie is toch groot genoeg om elk jaar een lid af te vaardigen om mee te doen aan de herdenking van het einde van de oorlog en de bevrijding van Nederlands-Indië.
Op 4 en 5 mei is de majesteit, met familie, altijd actief met eerst herdenken en daarna uitbundig feesten, terwijl het feitelijk onjuist is die datum te nemen als einde van de oorlog. Minister-president Rutte is wel altijd aanwezig. Maar die heeft ook familie met een Indisch verleden. Mogelijk zou hij er ook zijn als dat niet zo was.

De camera strijkt langs de bezoekers. Er zijn de notabelen. De regering is vertegenwoordigd. En het parlement. De legerstaf zit er en vertegenwoordigers van de toenmalige geallieerden. Maar vooral zie je gewone mensen. Heel veel met zichtbaar een Indisch verleden. De meesten zijn oud. De oud-militairen hebben hun uniform aan met talrijke onderscheidingstekens. Ze salueren, zittend in hun rolstoel, stram voor de vlag en voor het volkslied. Indrukwekkend en ontroerend. Maar er is ook jeugd. Gelukkig. De nagedachtenis aan de oorlog in Nederlands-Indië blijft en moet blijven.

Het prachtige, indringende monument wordt getoond. Het is er pas sinds 15 augustus 1988. Toen pas kregen de mensen uit Indië hun eigen monument en hun eigen herdenking.
Een koor zingt het Onze Vader en andere plechtstatige liederen met een Indisch tintje. Een zanger zingt bewogen een toepasselijk lied. Er zijn toespraken. De sprekers hebben allen een band met Indië, door er zelf te zijn geweest, door een familieband, door een specifieke deskundigheid. Ze hebben een betrokkenheid met Indië gemeen.
Indrukwekkend vind ik de leerling van het VCL, de Haagse school die het monument heeft geadopteerd. Dapper om te spreken voor zo’n groot publiek en zoveel televisiekijkers. Het is een mooi, betrokken verhaal.
Er is een minuut stilte, het Wilhelmus klinkt en er is de kranslegging. De regering, het parlement en andere organisaties leggen een krans. Vertegenwoordigers van de geallieerden en van Indonesië leggen hun krans. Ook de legerstaf is erbij en vertegenwoordigers van de strijdkrachten die de oorlog met Japan hebben gevoerd. Indrukwekkend is de kranslegging namens de burgerslachtoffers. Een oude dame, die zelf in een jappenkamp heeft gezeten, wordt ondersteund door haar dochter en haar kleindochter. Mooi is hierbij de betrokkenheid van de jongere generaties.

En dan geeft de televisie de nabespreking. Betrokkenen met een bepaalde deskundigheid geven hun mening over de herdenking. Is het goed zoals de herdenking wordt uitgevoerd? Ja, het was goed, heel indrukwekkend en het herdenken moet blijven, vinden de deskundigen. Maar….
En dan krijg je het bekende door deskundigen verpesten van mooie dingen. Precies als met 4 en 5 mei vinden ze dat de opzet ruimer moet, het moet meer boodschap hebben. De plechtigheid moet in een breder kader worden gezet. Niet alleen, zoals nu, moet de Bersiap bij de herdenking worden betrokken, maar ook de politionele acties. Zij vinden dat we niet voorbij mogen gaan aan de stoute dingen die onze soldaten toen hebben gedaan. En eigenlijk moeten we ook ons hele koloniale verleden bij het herdenken betrekken, moeten we laten zien hoe slecht wij toen waren.
Weg goed gevoel over de Indië-herdenking.

Het is toch een bizar idee dat de geschiedenis kan worden herschreven, overnieuw kan worden gedaan. We mogen dan wel niet blij zijn met de daden van mannen als J.P. Coen, maar die hebben wel plaatsgevonden en het weghalen van straatnamen, standbeelden en schilderijen verandert daar niets aan. Het ontkennen van de geschiedenis doet denken aan wat de jappen doen met de Tweede Wereldoorlog: hun rol gewoon weglaten uit hun geschiedenisboeken.

Ik ga verder in op de politionele acties. Ook omdat er in deze tijd op diverse plaatsen plechtigheden zijn voor de soldaten die daaraan hebben deelgenomen.
De manier waarop Indonesië de, natuurlijk terechte, zelfstandigheid bevocht, heeft veel kwaad bloed gezet. De Bersiap was een gruwelijke moordpartij die heel veel Nederlandse slachtoffers heeft geëist. Toen werden de politionele acties ingezet. Angst bij de in Indië verblijvende Hollanders voor eigen veiligheid, ijdele hoop dat we Indië in een of andere vorm konden behouden en zeker ook boosheid om de Bersiap speelden een rol. Er is geen groep mensen zo miskend als de jongens die meegedaan hebben aan de politionele acties.
Moet je je eens voorstellen. Je bent een knul van negentien uit Uithuizermeeden waarvoor de stad Groningen al ver weg is. Dan word je met een marginale training pardoes geplaatst in het tropische Indonesië. Daar sta je dan op wacht. Het is volmaakt donker. Je hoort allerlei vreemde geluiden. Van dieren, mogelijk ook van mensen. Zijn het vijanden? De uitgezonden patrouille komt terug. Er wordt een man vermist. Ze hebben gezocht maar hem niet gevonden. Die man wordt de volgende dag wel gevonden, op een gruwelijke manier vermoord. Is het dan gek als je de kampong in brand steekt? Terug in Holland word je als dank voor je inzet, je moed, je angst, je dode kameraden, alleen maar gekrenkt. “Jij vuile moordenaar” hoor je dan.
Natuurlijk waren er excessen, bijvoorbeeld gepleegd door Westerling en zijn maten. Maar het was feitelijk oorlog en die is nooit netjes. Er vallen altijd slachtoffers. Zeker in een guerrilla-oorlog gebeuren vreselijke dingen. Moet Nederland excuses aanbieden? Dat is bij diverse gelegenheden gebeurd, hoewel Indonesië daar niet op zat te wachten. Voor mij had dat niet gehoeven, en hoeft het nooit, het was tenslotte oorlog. Er zijn ook Indonesiërs schadeloos gesteld. Dat kan. Moet Indonesië excuses aanbieden voor hun misdaden tijdens de politionele acties? Om dezelfde reden, het was oorlog, hoeft dat voor mij niet. Moeten ze excuses aanbieden voor hun misdaden tijdens de Bersiap? Dat was geen oorlog en de Nederlandse burgers waren totaal onschuldig en machteloos. Dus ja. Maar ongetwijfeld heeft geen Indonesiër een moment aan het aanbieden van excuses gedacht. Laat staan aan schadeloosstelling.

De tijd schrijdt voort. Mijn stellingname krijgt een vervolg. Onze koning heeft bij een bezoek aan Indonesië zijn excuses aangeboden voor de excessen in de periode 1945-1949. Een uiterst pijnlijke knieval voor die Nederlanders die zwelgen in geestelijke zelfverminking en voor het belang van handelsbetrekkingen. De Nederlanders die uit Indië komen en de deelnemers aan de politionele acties, worden alweer niet serieus genomen en achtergesteld bij de zelfverminkers. Verbijsterend is ook dat eventuele excessen nog in onderzoek zijn en dan ook niet zijn bewezen. Natuurlijk is de regering verantwoordelijk voor de daden van de majesteit, maar dat deze zich voor deze excuses leent, pleit niet voor hem.

Wie zijn die oud-militairen bij de herdenking? Gezien hun leeftijd moeten het mannen zijn die hebben deelgenomen aan politionele acties. Of oud-KNIL-soldaten die toen Indonesië het heft helemaal in handen had genomen, naar Nederland werden gestuurd. Ze werden afgevoerd uit, wat ze voelden als, hun land. Ze rekenden erop dat ze ooit zouden terugkeren naar hun land en dat Nederland daarvoor zou zorgen. Het is niet gebeurd. De frustraties van de Molukkers hierover zijn zeer begrijpelijk.

Ook worden de gewone mensen door de televisiepresentator gevraagd waarom ze naar de herdenking waren gekomen en hoe ze het hadden gevonden.
“Waarom bent u bij de herdenking?”
“Ik kom om mijn moeder te herdenken, die in het kamp Banjoebiroe is gestorven.”
“Heeft u zelf ook in een kamp gezeten?”
“Ja, ik zat ook in Banjoebiroe en mijn broer zat in het mannen- en jongenskamp Bangkong.”
“Aan wie denkt u op deze herdenking?”
“Aan mijn familie die doordat ze Indisch waren buiten de kampen zijn gebleven maar het daar mateloos zwaar hebben gehad, misschien nog wel moeilijker dan de mensen in de kampen.”
“En u, waar denkt u aan?”
“Ik denk aan mijn vader die in de slag op de Javazee is omgekomen. Ik zat zelf met mijn moeder en mijn zusje in het beruchte kamp Tjideng in Batavia. Wij zijn er goed uitgekomen.”
“En u meneer? Heeft u zelf in een kamp gezeten?”
“Ja, eerst in Ambarawa en daarna als jongetje van elf in een mannenkamp, Bangkong.”
“En wat is uw motief om hier te zijn?”
“De Bersiap. Ik herdenk al die mensen die zo gruwelijk zijn vermoord. Zelf heb ik geen problemen gehad, mede door het feit dat we in het kamp bleven, moesten blijven, en daar door de jap werden beschermd tot Britse troepen namens de geallieerden het half oktober overnamen. Bizar idee dat de jap ons eerst gevangen hield en aan alle kanten vernederde en ons nu beschermde tegen de peloppers.”
“Heeft u een speciale reden om bij de herdenking te zijn?”
“Ja, voor mijn vader die aan de Birma-spoorweg heeft gewerkt en het niet heeft overleefd.”
“Heeft u, mevrouw, een persoon waarvoor u speciaal hier bent?”
“Mijn vader, die in Japan heeft moeten werken. Hij heeft de atoombom zien vallen, maar heeft dat wonderlijk genoeg overleefd. Helaas is hij in Holland als gevolg van een in de oorlog opgelopen trauma alsnog overleden.”
“Bent u hier met een speciale reden, meneer?”
“Zeker. Ik herdenk mijn vader die is verdronken toen de Junyo Maru bij vergissing werd getorpedeerd door een Brits oorlogsschip. Er zijn daarbij zo’n 5600 slachtoffers gevallen.”
“En jij, jongedame, waarom ben jij hier?”
“Meegevoel, belangstelling. Ik ben zelf nooit in Indië geweest en ook mijn familie was daar niet. Maar ik wil het verhaal horen van de mensen die wel in de jappenkampen hebben gezeten. Ook heb ik er veel over gelezen. Ik zet dan de huidige opvangkampen voor vluchtelingen af tegen de jappenkampen. Hoe verschrikkelijk die ook zijn, ze zijn heilig ten opzichte van de jappenkampen. En de ellende daarvan is weer eindeloos minder dan de Duitse vernietigingskampen. Schandalig genoeg zijn de huidige vluchtelingen niet erg welkom in ons land. Maar dat gold ook voor de gerepatrieerden uit de jappenkampen. ‘Pinda! Jullie nemen onze huizen in en pakken onze banen af.’ ‘Kolonialisten!’”

Zo worden allerlei ervaringen verteld. Allen zijn blij met de bijeenkomst. Ze voelen hun onderlinge band. Het onbegrip in Nederland deert ze niet. Misschien is het ook wel goed, een herdenking voor hun eigen kring. Ze leggen bloemen en gaan heen met hun gedachten bij hun verwanten uit Nederlands-Indië, tempo doeloe. Ze vormen een gemeenschap, de Indische gemeenschap.

Ik zat voor de televisie, de Melati opgespeld. Ik voelde me erbij horen, bij de mensen op de herdenking, bij de Indische gemeenschap. Ik keek terug op mijn tijd in Indië, de vooroorlogse periode, de kamptijd. Ik was toen te jong, aan het einde van de oorlog bijna negen jaar, om alles te beseffen. Ik dacht vooral aan mijn moeder die het zwaar heeft gehad, wat ik pas veel later echt besefte. Gelukkig heeft onze hele familie het overleefd.

Ik ga mijn herinneringen opschrijven. Zoals zo velen hebben gedaan, meestal pas heel veel jaren na de bevrijding. Mijn verhaal is hetzelfde als dat van die andere schrijvers, maar een beetje anders. Zoals alle jappenkampen hetzelfde waren, maar een beetje anders. Geen nieuwe informatie dus, ik zal de geschiedenis niet verrijken, maar ik ben het kwijt en hopelijk vindt iemand het interessant.

Voor wie schrijf ik mijn Indische geschiedenis? Zijn het de mensen die ook in het jappenkamp hebben gezeten? Die kennen de geschiedenis wel, want het was ook hun geschiedenis, althans in grote lijnen. Maar toch lezen zij, net als ik, de boeken over Indië, over de jappenkampen.
Ik zat van 1949 tot 1954 op een middelbare school, het Kennemer Lyceum in Overveen, waar toen meer dan 30% van de leerlingen een Indisch verleden had. Dat was ook bewust beleid van de school: plaats bieden aan jappenkampkinderen. De locatie, gemeente Bloemendaal, was ook heel geschikt. Door de vele grote huizen, woonden veel gezinnen uit Indië in die gemeente en omgeving. Vaak woonden een paar gezinnen samen in een huis of op een etage van zo’n groot huis. Wij woonden ook op zo’n etage.
Wij, scholieren, wisten van elkaar dat we uit Indië kwamen, maar praatten er nooit over. We wisten niet eens in welk kamp ze hadden gezeten. Zelfs van mijn beste vriend en klasgenoot wist ik dat niet. Toch vormden we een enigszins aparte groep doordat we dezelfde ervaring deelden. We hoefden onze ervaringen niet met elkaar te delen, want die kenden we wel, ongeveer tenminste.
Opgesloten, honger, angst voor de jap, eindeloze appels, met veel mensen samen in een te kleine woning of barak, overlopende beerputten en riolen, geen onderwijs, verveling, onzekerheid over de familie die in een ander kamp zat, onzekerheid over de afloop. De niet-Indische kinderen hoefden ons verhaal niet te horen. Zij hadden hun eigen geschiedenis. Ik was getrouwd met een meisje dat ook de jappenkampen had meegemaakt. Wij praatten daar uiterst zelden over, want we wisten alles wel.
Voor wij schrijf ik dan wel? Voor mezelf, dan schrijf ik het van me af. Voor mijn kinderen en kleinkinderen die willen weten van de geschiedenis van hun (groot)moeder en hun (groot)vader. Ook schrijf ik voor die anderen met hun jappenkamp verleden die er nooit genoeg van krijgen erover te lezen. Maar ook voor degenen die er niet bij waren maar het wel willen weten. Ten slotte lever ik een piepkleine bijdrage aan de geschiedschrijving. Hoop ik.

Misschien vind je dit ook leuk :

15 augustus, impact van een Indische jeugd

Elizabeth Kranenburg

Emigreren uit aardbevingsgebied

Meer boeken van deze auteur

15 augustus, impact van een Indische jeugd

Leo van der Weele

Terug in Oaxaca

review:
*verplichte velden